5. Kunst Drama: status

Welkom M3
Kunst Drama 2023-2024
Les 5
Periode 1
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
DramaMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom M3
Kunst Drama 2023-2024
Les 5
Periode 1

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Terugblik
  1. Noem minimaal 4 verschillende emoties
  2. Waarom zijn emoties belangrijk bij acteren?
  3. Wat heb je geleerd over hoe acteurs acteren in soaps?
  4. Wat is typerend aan de soapfragmenten die je hebt gezien?

Slide 3 - Tekstslide

Lesprogramma

Uitleg hoge en lage status
Opdracht statusverschil
Oefenvragen status (telt als so)
Afsluiting



Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van de les kun je:
1. uitleggen wat een personage is 
Het verschil benoemen tussen hoge status en lage status
2. Voorbeelden geven van status in beroepen
3. De status in een scène veranderen van laag naar hoog en andersom
4.  Kenmerken hoge en lage status herkennen in een scene


Slide 5 - Tekstslide

Periode 1 / PW 1
Week 1: wat is theater?
Week 2: 5 W’s
Week 3: Theatrale middelen
Week 4: emoties
Week 5: hoge en lage status
Week 6: Ali B + recensie schrijven
Week 7: kijkwijzer / analyseren
Week 8: oefentoets maken


Slide 6 - Tekstslide

Personage
Een personage in een voorstelling kan aan de hand van verschillende aspecten worden beschreven. Het is onderdeel van het verhaal en de acteur gebruikt zijn lichaam en stem om een personage zo goed mogelijk over te brengen.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Wat vertelt acteur Stefan de Walle over zijn personage in de voorstelling Onze Straat?

Slide 9 - Open vraag

1. Status
Een personage kan een hoge of lage status aannemen.


Een hoge status kan worden herkend aan een ontspannen houding. Het personage staat rechtop en praat rustig.

Een lage status is juist terug te zien in een onzekere houding, waarbij een personage onrustig heen en weer loopt, aan de kleren zit te plukken en niet uit zijn woorden komt.



Slide 10 - Tekstslide

Noem een beroep met een hoge status:

Slide 11 - Open vraag

Status
= wie is de baas in de scene?

Status gaat over je positie ten opzichte van de ander. Bij statusspel denk je al snel aan een verschil in status op basis van functie of rangorde.
 




Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld
Denk aan:
- een koning en bediende of een bewaker en een gevangene. Maar dit hoeft zeker het geval niet te zijn. Want stel dat de bediende erachter komt dat de koning in zijn slaap duimt en dreigt dit aan het volk bekend te maken. Dan zijn de rollen opeens omgekeerd

Slide 13 - Tekstslide

Hoge of lage status
Door een verschil in status tussen personages op te zoeken, ontstaat er interactie.

Slide 14 - Tekstslide

Kunnen jullie een voorbeeld bedenken?

Bedenk in tweetallen een voorbeeld
Bedenk vervolgens hoe je dit kan uitbeelden

Slide 15 - Open vraag

Wie hoge en lage status?

Slide 16 - Tekstslide

Wie hoge en lage status?

Slide 17 - Tekstslide

Wie hoge en lage status?

Slide 18 - Tekstslide

Status
Status = machtsverhouding tussen twee of meer spelers.  
  
Innerlijke kenmerken HOGE status:
- Zelfverzekerd
- Ontspannen

 Innerlijke kenmerken LAGE status:  
- Onzeker/ verlegen  
 - Angstig 

Slide 19 - Tekstslide

1

Slide 20 - Video

Beschrijf het verschil in status tussen Juf Ank en de andere moeders.
Benoem hierbij de houdingen en mimiek.

Slide 21 - Open vraag

Beschrijf het verschil in status tussen Juf Ank en de andere moeders.
Benoem hierbij de houdingen en mimiek.

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Video

Wie is de baas in de scene? Hoe laten ze het statusverschil in hun spel zien?

Slide 24 - Open vraag

HOGE STATUS
veel ruimte innemen
Duidelijk hoorbaar
Voeten naar buiten gedraaid
Rechtop staan
Vloeiende bewegingen
Hoofd stilhouden als je praat
grote gebaren maken
diep in- en uitademen
duidelijke, rustige manier van praten
lang oogcontact


LAGE STATUS
jezelf klein maken
Zachte toon
Voeten naar binnen gedraaig
Geen vloeiende beweging
Hoofd bewegen als je praat
onrustige ademhaling
onzekere manier van praten
de ander niet aan durven kijken
niet stevig op twee benen staan


Slide 25 - Tekstslide

Even oefenen
Verdachte (lage status) en rechter (hoge status)
 
Rechter: Verdachte, u moet daar gaan zitten.
Verdachte: Natuurlijk edelachtbare
Rechter: Bij deze veroordeel ik u tot 3 jaar cel
   en 5000 euro boete
Verdachte: U heeft gelijk, het was stom van mij
Rechter: Stom? Stom? U heeft u schandelijk gedragen!
Verdachte: U heeft gelijk. Ik ben het slechtste mens dat hier op aarde rondloopt.


Slide 26 - Tekstslide

Even oefenen
Lerares (lage status) en leerling (hoge status)

Leerling: Wat schrijft u nou weer op het bord?
Lerares: Ik wilde graag wat huiswerk opgeven
Leerling: Bent u niet goed bij u hoofd? Alsof wij niks beters te doen hebben!
Lerares: Misschien moet ik het dan maar niet doen
Leerling: Misschien?! Natuurlijk doet u het niet
Lerares: Oké. Jullie hebben gelijk. Jullie krijgen nooit meer huiswerk.


Slide 27 - Tekstslide

Even oefenen
Werknemer (lage status) en baas (hoge status)
 
Baas: Wat kom je nou weer vragen?
Werknemer: Ehh…ik wilde vragen…of ik misschien een dag vrij kon krijgen
Baas: Wàt?! Een dag vrij?! Hoe haal je het in je hoofd!
Werknemer: Het spijt me, het was een domme vraag
Baas: Domme vragen horen bij domme mensen. En nu aan het werk, anders kun je je loon wel vergeten!
Werknemer: Natuurlijk. U heeft gelijk. Ik ben dom en u bent slim.


Slide 28 - Tekstslide

Kenmerken hoge en lage status?

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

In het vorige fragment zag je een scene uit De Gelaarsde Poes waar zowel de hoge status, als de lage status wordt gespeeld.
Welk personage heeft de hoge status en welke personage in de lage status?

Slide 31 - Open vraag

Benoem twee aspecten hoe de lage status in het fragment duidelijk wordt in het spel? Betrek in je antwoord een emotie en beweging/handeling.

Slide 32 - Open vraag

Benoem twee aspecten hoe de hoge status in het fragment duidelijk wordt in het spel? Betrek in je antwoord mimiek en houding.

Slide 33 - Open vraag

Oefenvragen begrippen
  1. Wat is theater? Leg dit uit in je eigen woorden.
  2. Wat is een acteur? Leg uit.
  3. Wat is een personage? Leg uit.
  4. Wat is de rol van een regisseur bij een theatervoorstelling? Leg uit.
  5. Wat zijn theatrale middelen?
  6.  Noem drie theatrale middelen en geef van alledrie een voorbeeld.
  7. Hoe kan een acteur een personage vormgeven? Noem twee onderdelen.
  8. Geef een voorbeeld van een transformatie van een acteur.
  9. Wat is improvisatie? Leg uit.



Slide 34 - Tekstslide

Afronding
Aan het eind van de les kun je:
1. uitleggen wat een personage is
Het verschil benoemen tussen hoge status en lage status
2. Voorbeelden geven van status in beroepen
3. De status in een scène veranderen van laag naar hoog en andersom
4. Kenmerken hoge en lage status herkennen in een scene

Slide 35 - Tekstslide

Noem 3 dingen die je vandaag hebt geleerd

Slide 36 - Open vraag

Hoe laat je een lage status zien in fysiek spel?

Slide 37 - Open vraag

Noem 1 ding waar je nog vragen over hebt

Slide 38 - Open vraag