Dag 9

Woorden
Thema 12:  Vriendschap
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woorden
Thema 12:  Vriendschap

Slide 1 - Tekstslide

De woorden van vandaag:
uitgaan
vanaf
vragen
de vriend
de vriendin 
vrolijk
de ziekte

Slide 2 - Tekstslide

uitgaan
  • naar een restaurant, café of  bioscoop gaan
  • werkwoord     
  • zin : Vanavond ga ik uit met een vriendin. We gaan iets drinken in het café.
  • zin: Op zaterdagavond is uitgaan het leukst.
55

Slide 3 - Tekstslide

vanaf
  • bij welke plaats iets begint
  • zin: Vanaf station Groningen moesten we lopen. 
  • op welke tijd of datum iets begint. 
  • zin: Vanaf 1 januari gelden nieuwe regels. 
57

Slide 4 - Tekstslide

vragen
  • zeg je om een reactie of een antwoord te krijgen
  • werkwoord, ik vraag- jij vraagt - wij vragen
  • zin: De docent vroeg hem of hij de deur wilde sluiten. 
58

Slide 5 - Tekstslide

de vriend
  • iemand die je leuk vindt en met wie je een band hebt
  • zin: Hij had al zijn vrienden uitgenodigd voor het feest. 
  • iemand waarmee je een liefdesrelatie hebt
  • zin: Liva en haar vriend willen trouwen. 
59

Slide 6 - Tekstslide

de vriendin
  • meisje of vrouw die je leuk vindt en met wie je een band hebt
  • zin: Zij gaat met haar vriendinnen naar Amsterdam.  
  • meisje of vrouw waarmee je een liefdesrelatie hebt
  • zin: Mo en zijn vriendin gaan naar de bioscoop. 
60

Slide 7 - Tekstslide

vrolijk
  • blij 
  • zin: Mina is een vrolijk meisje. 
61

Slide 8 - Tekstslide

de ziekte
  • de keer dat je ziek bent
  • iets wat maakt dat je ziek bent
  • de ziekte - de ziektes 
  • zin: Door zijn ziekte kon de man niet meer werken. 
62

Slide 9 - Tekstslide

Ik .......... de weg naat het centrum.
Jullie ............. de weg naar het centrum
Mijn broer ......... de weg naar het centrum
58 
A
vragen vraag vragt
B
vraag vragen vraagt
C
vrag vragen vragt
D
vraag vragen vragt

Slide 10 - Quizvraag

61
timer
1:30
Waar word jij vrolijk van?

Slide 11 - Woordweb

Wat is het meervoud?
de vriend - de ..........
de vriendin - de...............
59/60
A
de vrienden de vriendinnen
B
de vriendinnen de vriendinnen
C
de vrienden de vrienden
D
de vriendinnen de vrienden

Slide 12 - Quizvraag

Maak een zin met
vanaf
57 

Slide 13 - Open vraag

48
Vanaf wanneer ben jij in Nederland?

Slide 14 - Woordweb

59/60
Wie is jouw beste vriend/ vriendin?

Slide 15 - Woordweb

Door zijn..............kon de man niet meer werken.
62
A
ziek
B
vrolijk
C
ziekenhuis
D
ziekte

Slide 16 - Quizvraag

55
timer
1:00
Houd jij van uitgaan?
Wat doe je dan?

Slide 17 - Woordweb

Ineke is een ................meisje
61/8
A
lach
B
vrolijk
C
soms
D
blij

Slide 18 - Quizvraag

...........vorige week gaan wij zwemmen.
57 
A
vanaf
B
soms
C
sommige
D
tot

Slide 19 - Quizvraag

Mijn opa is overleden aan een ernstige .....................................
62
A
ziekte
B
tijd
C
vriend
D
thuis

Slide 20 - Quizvraag

De opdracht is erg ...................
Ik............. hulp aan de docent.
40/58
A
moeilijk - lachen
B
moeilijk - vragen
C
moeilijk - vraag
D
moeilijk - lach

Slide 21 - Quizvraag