Voorbereiding toets 2.1

Leerwerk voor de toets
Paragraaf 2.1
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Leerwerk voor de toets
Paragraaf 2.1

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je leren voor de toets?
  • Voor de toets is het belangrijk dat je de blauwe vakken tekst uit je boek leert.
  • Het online leermateriaal die beschikbaar is gesteld door je docent. Vooral de LessonUps zijn behulpzaam tijdens het leren!
  • Dat je goed leert wat de begrippen betekenen

Slide 2 - Tekstslide

Koning Willem I
  • In 1815 Nederland werd samen met België één land: Het Koninkrijk der Nederlanden
  •  Koning Willem I werd staatshoofd = De persoon met het hoogste gezag in een land/staat
  • Nederland werd een constitutionele monarchie = De koning moet zich houden aan de grondwet

Slide 3 - Tekstslide

Koning Willem I
Willem I regeerde samen met ministers. Een minister is een lid van de regering.
De ministers maakten de wetten en voerden ze uit. De koning bepaalde zelf wie minister werd. Hierdoor had hij veel macht

Slide 4 - Tekstslide

Eerste Kamer en Tweede Kamer
De Eerste Kamer en de Tweede Kamer zijn het parlement van Nederland. De Eerste Kamer en de Tweede Kamer noem je samen de Staten-Generaal. In de tijd van Willem I stemden de beide Kamers of er wetten uitgevoerd konden worden. Willem I bepaalde wie er in de Eerste Kamer kwamen. Rijke mannen konden stemmen op wie er in de Tweede Kamer kwam.

Slide 5 - Tekstslide

België
In België waren er liberalen en katholieken die het niet eens waren met het beleid van koning Willem I. Zij vonden dat zij te weinig mochten meebeslissen in het koninkrijk. In 1830 kwamen zij in opstand en Willem I wist deze opstand niet neer te slaan. Er ontstond een nieuw land, namelijk het Koninkrijk België.

Slide 6 - Tekstslide

Willem II
In 1840 trad koning Willem I af en werd zijn zoon Willem II koning. Willem II had net zoveel macht als zijn vader, totdat het jaar 1848 aanbrak.

Slide 7 - Tekstslide

1848
In 1848 was er veel onvrede over de regerende adel in Europese landen. In sommige landen kwam de bevolking in opstand. In Nederland gebeurde was de onvrede er ook, maar de bevolking bleef nog rustig. Koning Willem II wilde dat die rust bleef en liet de liberaal Thorbecke een nieuwe grondwet schrijven.

Slide 8 - Tekstslide

Liberalen en conservatieven
Liberalen = mensen die voor vrijheid zijn en dit via de politiek ook proberen te krijgen. Zij willen dat de overheid zich zo weinig mogelijk bemoeit met het volk. Zij willen dat de koning minder macht krijgt en het volk meer mag beslissen.

Conservatieven = Zij willen dat de macht bij de koning en de adel blijft. Veranderingen willen zij stapje-voor-stapje doorvoeren.

Slide 9 - Tekstslide

Nieuwe grondwet
In de nieuwe grondwet kwam te staan dat:
  • De koning minder macht kreeg
  • De koning was niet meer de leider van de regering
  • Het parlement kreeg meer te zeggen
  • Het parlement bepaalde wie er in de regering zat

Slide 10 - Tekstslide

Sociale kwestie
De samenleving in Nederland was met de komst van fabrieken een industriële samenleving geworden. Veel mensen woonden in steden en werkten in fabrieken. De omstandigheden waarin de mensen leefden waren slecht. De fabrieken waren donker en er was geen verse lucht. Hun woningen waren klein, vochtig, donker en er was geen rioolaansluiting. Hierdoor braken er veel ziektes uit. Deze slechte woon- en werkomstandigheden noemen we de sociale kwestie.

Slide 11 - Tekstslide

Arbeiderswijk
                  Arbeiderswoning

Slide 12 - Tekstslide

Vakbonden
De mensen die onder slechte omstandigheden werkten in fabrieken waren het zat. Ze gingen zich organiseren in groepen om voor hun rechten op te komen. Die groepen noem je vakbonden. Fabrieksbazen luisterden namelijk sneller naar een grote groep werknemers, dan naar maar een paar.

Slide 13 - Tekstslide

Kinderwetje
Niet alleen vakbonden kwamen voor de arbeiders op. Ook de overheid begon steeds meer te zien dat de leefomstandigheden voor deze groep mensen slecht was. De overheid begon de problemen van de sociale kwestie ook langzaam aan te pakken. In 1874 mochten kinderen tot 12 jaar niet meer in fabrieken werken dankzij het Kinderwetje. Vanaf 1900 mochten kinderen tot 12 jaar überhaupt niet meer werken en moesten zij tot hun 12e jaar naar school dankzij de Leerplichtwet

Slide 14 - Tekstslide

Extra vragen maken
Wat ook altijd goed helpt bij het leren, is het maken van vragen uit het boek. Je kunt, als je dat nog niet gedaan hebt, de verdieping en de herhaling maken van 2.1 in je werkboek. 

Heb je dit al gedaan? Kijk goed naar de vragen die je fout hebt gemaakt en maak ze nog een keer. Vragen uit het werkboek lijken namelijk veel op vragen in de toets. Je leert dus niet alleen goed antwoord geven, maar raakt ook bekend met de soort vragen die je op de toets krijgt. Ook de oefentoetsen in de online omgeving van de methode kunnen je helpen.

Slide 15 - Tekstslide