communicatie, de basis - oude versie

Communicatie 
De basis
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
Communicatie werkproces 6MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Communicatie 
De basis

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:
- Weet je wat aandachtspunten zijn bij communicatie.
- Weet je wat interne en externe ruis inhoudt.
- Weet je hoe je referentiekader van invloed is bij het interpreteren van zaken.
- Weet je welke problemen kunnen ontstaan bij het interpreteren en observeren. 
- Weet je hoe je een actief gesprek kunt voeren.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk jij aan bij het woord communicatie?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wie zegt: "Ik kan goed communiceren"?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manier speelt communiceren een rol in het werk van de Verzorgende-IG?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Met een bepaalde gezichtsuitdrukking breng je je gevoelens over. Een ander woord voor gezichtsuitdrukking is mimiek.
Intonatie is de hoogte van je stem.
Het stemvolume is hoe hard iemand praat
 Je gebruikt gebaren om je woorden extra nadruk te geven.
De manier waarop iemand zit, staat of loopt noemen we zijn lichaamshouding. 
1

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:41
Wat gaat er mis in deze video?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kunnen verstoringen zijn bij communicatie?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vormen van interne of externe ruis ervaar jij tijdens je werk?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke invloed heeft deze ruis op het uitvoeren van je werk? Welke risico's brengt dit met zich mee?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Observeren 
Kijken we allemaal  op dezelfde manier?
Is dat wat wij zien of ervaren altijd de waarheid?


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kijk het filmpje
Hoeveel keer speelt het witte team de bal over?

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Had jij de beer in het filmpje gezien?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Problemen bij interpreteren
Een boodschap kan verkeerd geïnterpreteerd worden doordat mensen selectief waarnemen. 

Iemand kan namelijk alleen datgene waarnemen waar hij zijn aandacht op richt en dat kan per persoon verschillen.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Objectieve en subjectieve observaties
Een observatie moet objectief zijn. Dat betekent dat er feiten in worden benoemd en dat er geen meningen in naar voren komen.


Objectief observeren kan lastiger zijn dan het lijkt. Jij kunt iets namelijk op een andere manier waarnemen dan een collega. De waarneming wordt hierdoor subjectief. Probeer er toch op te letten dat je zo objectief mogelijk observeert.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik vind meneer erg druk.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Evelien heeft een pijnlijke knie.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mevrouw loopt met ongelijke pas.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag is meneer uit zijn humeur.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mevrouw is teleurgesteld omdat ze niet bij haar dochter kan logeren.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mevrouw vloekt en tiert en rijdt met haar rolstoel hard over de gang.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meneer kan niet met zijn stoma uit de voeten.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De vrouw van meneer Danine is overbelast.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jasper heeft vaker driftbuien.

A
Objectief
B
Subjectief

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Martine heeft in een half uur vijf keer door de kamer gerend.

A
Objectief
B
Subjectief

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dries slaapt elke dag tot 10 uur.

A
Objectief
B
Subjectief

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mevrouw is een zenuwinzinking nabij.


A
Objectief
B
Subjectief

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Referentiekader
Een interpretatie is altijd subjectief, omdat je betekenis toekent vanuit je eigen referentiekader. Iemands referentiekader bestaat uit het geheel van iemands waarden, normen, ervaringen en ideeën. Je referentiekader bepaalt – voor een deel onbewust – hoe je iets beoordeelt. De manier waarop jij een situatie of boodschap interpreteert kan dus heel anders zijn dan de manier waarop je collega of een zorgvrager iets ziet. Je begrijpt iemand beter als je weet wat zijn referentiekader is.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten bij observeren en interpreteren
  • Houd rekening met waarden, normen en ideeën die je observatie beïnvloeden.
  • Houd rekening met het verschil tussen het verzamelen van informatie en het interpreteren ervan.
  • Onderscheid feiten en meningen in een observatie.
  • Bepaal voor jezelf hoe je de invloed van subjectieve factoren zo veel mogelijk kunt beperken.
  • Houd in je observaties rekening met wat je ziet, hoort, voelt en ruikt.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
Een interpretatie is nooit alleen gebaseerd op je gevoel. Het is altijd gebaseerd op concreet waarneembaar gedrag. 

Concreet waarneembaar gedrag is gedrag dat je bij de ander ziet. 

Je baseert je interpretatie dus op iets wat je de zorgvrager hoort zeggen, iets wat hij doet of iets wat hij juist niet doet.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Casus meneer Pietersen
Nadie werkt in een revalidatiecentrum. Ze gaat naar een nieuwe zorgvrager, meneer Pietersen van 66 jaar. Nadie helpt hem met aankleden en maakt een praatje. Ze stelt vragen over zijn revalidatie en vraagt of hij nog werkt. Meneer Pietersen geeft aan dat hij nog een jaar moet werken voordat hij samen met zijn partner van zijn pensioen kan gaan genieten.

‘Komt uw vrouw vandaag ook langs?’ vraagt Nadie. Meneer Pietersen reageert snel: ‘Ik heb geen vrouw, ik woon al 32 jaar samen met mijn man.’ Nadie voelt zich erg schuldig en zegt meteen sorry. Het was niet in haar opgekomen dat een oudere man ook homoseksueel kan zijn. Ze merkt dat ze het wel een beetje raar vindt.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nadie had goede bedoelingen toen zij een praatje maakte met meneer Pietersen. Toch ging er iets mis in deze situatie. Beschrijf wat er misging.


Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke rol speelt het referentiekader van Nadie in deze situatie?

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Actief luisteren
Hoe doe je dat?

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zie jij aan iemand als hij of zij actief aan het luisteren is?

Slide 40 - Open vraag

Een zorgvrager heeft snel door of je wel of niet actief luistert. Zorg ervoor dat je deze veelgemaakte fouten niet maakt:
  • een ongeïnteresseerde houding aannemen
  • de ander niet laten uitpraten
  • je eigen verhaal vertellen
  • met je gedachten ergens anders zijn
  • impulsief reageren
  • te snel adviseren
  • waarderend (positief of negatief) reageren
  • veronderstellingen uiten

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens welke soort gesprekken is actief luisteren belangrijk?

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht actief luisteren
- Maak groepjes van drie tot vier studenten
- Een tweetal voert een eenzijdig gesprek, waarin één van de twee personen vertelt over een onderwerp waar hij of zij veel van weet (bijvoorbeeld zijn of haar hobby).
- De andere persoon gaat actief luisteren naar wat diegene vertelt.
- De overige student(en) van het groepje observeren welke kenmerken van actief luisteren zij zien tijdens het gesprek.
- Na maximaal vijf minuten worden de rollen gewisseld.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Controle lesdoelen
Vind jij dat je de lesdoelen beheerst?

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet wat aandachtspunten zijn bij communicatie.
A
Ja
B
Nee

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet wat interne en externe ruis inhoudt.
A
Ja
B
Nee

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet hoe je referentiekader van invloed is bij het interpreteren van zaken.
A
Ja
B
Nee

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet welke problemen kunnen ontstaan bij het interpreteren en observeren.
A
Ja
B
Nee

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet hoe je een actief gesprek kunt voeren.
A
Ja
B
Nee

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgende week
- Actief luisteren en motiverende gespreksvoering.

Slide 50 - Tekstslide

zeggen maak hier een leerdoel van, reflecteer er op en vraag feedback.