H3D - P2 - Les 13 - Oefenen toets

Plattegrond
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Plattegrond

Slide 1 - Tekstslide


Welkom H3D

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

JE EIGEN ONDERNEMING

Slide 4 - Tekstslide


Stel je beschikt over een gemotiveerd team.
Waar komt deze stelling in de SWOT?
A
Sterk/Zwak
B
Kansen/Bedreigingen

Slide 5 - Quizvraag


Er heerst corona over de wereld.
Waar komt deze ontwikkeling in de SWOT?
A
Sterk/Zwak
B
Kansen/Bedreigingen

Slide 6 - Quizvraag

INTERN
EXTERN
"City Sneaker" heeft een situatie analyse gedaan.  Sleep de uitkomsten naar de juiste onderdelen van de SWOT 
STRENGTH
WEAKNESS
OPPORTUNITIES
THREATS
Er is een nieuw merk sneaker“ all round”  op de markt gekomen   

Nieuwe ervaren schoenontwerper

De markt voor sneakers groeit snel

Hoog uitval % productie sneakers

Slide 7 - Sleepvraag


Wat is een ondernemingsplan?
A
het laat de kosten zien die je nodig hebt, zodat je geld krijgt van de KvK.
B
een plan om te laten zien wie je bent.
C
een plan dat laat zien wat je met het bedrijf doet en hoe je het gaat doen.
D
geen van deze antwoorden

Slide 8 - Quizvraag


Wat is GEEN onderdeel van het ondernemingsplan?
A
Financieel plan
B
Organisatieplan
C
Marketingplan

Slide 9 - Quizvraag

Wat staat er in een ondernemingsplan
staat erin
staat er niet in
Je motivatie om een bedrijf te hebben
Hoeveel geld je op je spaarrekening hebt
Welke vergunningen je nodig hebt
Waar je op vakantie gaat
Sterke en zwakke punten
Hoeveel geld je nodig hebt
Hoe de kat van de buren heet

Slide 10 - Sleepvraag


Met welke van de
vier P's heeft deze afbeelding te maken?
A
Prijs
B
Product
C
Plaats
D
Promotie

Slide 11 - Quizvraag


Met welke van de
vier P's heeft deze afbeelding te maken?
A
Prijs
B
Product
C
Plaats
D
Promotie

Slide 12 - Quizvraag

Met welke van de
vier P's heeft deze
afbeelding te maken?
A
Prijs
B
Product
C
Plaats
D
Promotie

Slide 13 - Quizvraag


Bezorgservice
Welk marketinginstrument?
A
Product
B
Prijs
C
Promotie
D
Plaats

Slide 14 - Quizvraag

OMZET

BRUTOWINST

NETTOWINST

Slide 15 - Tekstslide


Hoe bereken je de brutowinst?
A
Bruto winst = afzet + bedrijfskosten
B
Bruto winst = omzet + bedrijfskosten
C
Bruto winst = afzet - inkoopwaarde
D
Bruto winst = omzet - inkoopwaarde

Slide 16 - Quizvraag


Hoe bereken je de omzet?
A
omzet = afzet x verkoopprijs
B
omzet = afzet x inkoopprijs

Slide 17 - Quizvraag

Omzet = € ...........
Brutowinst = € 10.000,-
Inkoopwaarde = € 3.000,-
A
€ 7.000,-
B
€ 13.000,-

Slide 18 - Quizvraag


Hoe bereken je de inkoopwaarde?
A
afzet x verkoopprijs
B
afzet x inkoopprijs

Slide 19 - Quizvraag

Afzet= 500 stuks Verkoopprijs p/st. = € 10,-
Inkoopwaarde = € 200,- Bedrijfskosten= € 8.500,-

Bereken de brutowinst.

A
€ 4.800,-
B
€ 2.000,-
C
€ 7.500,-
D
- € 3.500,-

Slide 20 - Quizvraag


Een winkelier hanteert een brutowinst van 25% van de inkoopprijs. De inkoopprijs is € 20,-.
Hoeveel bedraagt de brutowinst?
A
€ 25,-
B
€ 5,-

Slide 21 - Quizvraag

DE BALANS

Slide 22 - Tekstslide


Op de balans is activa hetzelfde als..
A
bezittingen
B
schulden
C
eigen vermogen
D
goederen die niet verkocht worden

Slide 23 - Quizvraag


Bezittingen staan op de balans
A
debet
B
credit

Slide 24 - Quizvraag


Vlottende activa
A
Gaan langer dan 1 jaar mee
B
Gaan korter dan 1 jaar mee
C
Gaan niet mee
D
Gaan wel mee

Slide 25 - Quizvraag


Onder welke balanspost valt:
een bestelbusje
A
Vaste activa
B
Vlottende activa
C
Inventaris

Slide 26 - Quizvraag


Klanten betalen op rekening.
Dit zijn .....
A
debiteuren
B
crediteuren

Slide 27 - Quizvraag


Zet in de goede volgorde
A
liquide middelen - vlottende activa - vaste activa
B
vlottende activa - vaste activa - liquide middelen
C
vaste activa - vlottende activa - liquide middelen

Slide 28 - Quizvraag


Het vreemd vermogen is hetzelfde als
A
de kortlopende schulden van een bedrijf
B
de langlopende schulden van een bedrijf
C
alle schulden van een bedrijf
D
het eigen vermogen

Slide 29 - Quizvraag


Als een bedrijf winst maakt, zal dat op de balans te zien zijn bij
A
het eigen vermogen
B
het banksaldo
C
het kasgeld
D
de schulden

Slide 30 - Quizvraag


Jij betaalt bij een leverancier op rekening.
Je bent een .....
A
debiteur
B
crediteur

Slide 31 - Quizvraag

MUTATIEBALANSEN

Slide 32 - Tekstslide


Er is voor € 2.500,- per bank
aan lonen betaald
A
Bank - 2.500 Lonen + 2.500
B
Bank - 2.500 Eigen vermogen - 2.500
C
Bank - 2.500 Lonen - 2.500
D
Bank - 2.500 Eigen Vermogen + 2.500

Slide 33 - Quizvraag


Welke balansmutaties vinden er plaats?
Ontvangen per bank van debiteuren € 6.400.
A
Debiteuren - € 6.400 Kas - € 6.400
B
Debiteuren + € 6.400 Bank + € 6.400
C
Debiteuren - € 6.400 Bank + € 6.400
D
Debiteuren + € 6.400 Kas - € 6.400

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide