week 46 les 2 en 3 Grammatica Hf 2 zinsdelen werkwoordelijk gezegde

leesboek
laptop dicht

WELKOM
 
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

leesboek
laptop dicht

WELKOM
 

Slide 1 - Tekstslide

les 2 en 3
1.  Lezen 10 min. 

2. lijdend voorwerp - Check leerdoelen
3. Verder met weektaak:
     leren en oefenen lijdend voorwerp
     
4. Evaluatie van de les (5 min)


Vragen over 
score JIJ toets? 
           

Slide 2 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Leerdoelen
1. Je kunt het lv in een zin noemen.
2. Je kent de vraag om het lv te vinden. 
3. Je kunt zinnen maken met het lv.
   
Bestudeer de theorie!
Oefenen

Keuze: De Brug hf 3 opdr.10 en 11
Verplicht: Hf 3 grammatica lijdend voorwerp leerroute 

Wat ga je doen als je klaar bent?

Slide 3 - Tekstslide

Uitdaging! 
Samenwerken!

Slide 4 - Tekstslide

ww / ow / lv / ww
1.  Gaat Louis van Gaal 5 complimenten aan zijn spelers geven?
2. Heeft de baby zijn fruithapje opgegeten?
3.  Wordt Klara de koe gemolken?
4.  Wil jij oma gaan helpen?
Welke zin/zinnen past/passen?
Overleg met elkaar hoe het zit. 
Zet zinsdeelstreepjes. Benoem de zinsdelen. 
Je kunt het uitleggen..

Slide 5 - Tekstslide

Verder met de weektaak
Klaar? Nóg een uitdaging?
Bedenk zelf nog enkele zinnen die passen in het schema.
Bestudeer de theorie! Oefenen met 
Keuze: De Brug hf 3 opdr.10 en 11
Verplicht: Hf 3 grammatica lijdend voorwerp leerroute 

Slide 6 - Tekstslide

Persoonlijk Leren.
Welke keuzes maak jij? Kun je je keuze uitleggen?
A1  Ik volg de uitleg in de online methode 
A2 Ik doe mee met de uitleg van de docent.

B1  Ik werk uit mijn leerboek en kijk regelmatig na.
B2 Ik volg de online methode en lees de feedback.

C1 Ik werk zelfstandig aan de opdrachten.
C2 Ik werk samen aan de opdrachten.

INSTRUCTIETAFEL

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp?

De hardloopster wil haar record tijdens de Europese kampioenschappen verbeteren.
A
De hardloopster
B
haar record
C
tijdens de Europese kampioenschappen
D
geen lv

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Het linkerbeen van Noury is bij een val
op twee plaatsen gebroken.
A
Het linkerbeen van Noury
B
bij een val
C
op twee plaatsen
D
geen lv

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Om kwart voor acht vanmorgen moesten
de treinreizigers op de trein wachten.
A
Om kwart voor acht vanmorgen
B
de treinreizigers
C
op de trein
D
geen lv

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het lv?
De automonteur vergat het lampje van
de koplamp te vervangen.
A
De automonteur
B
het lampje van de koplamp
C
vergat te vervangen

Slide 11 - Quizvraag

EVALUATIE
Wat weet je nu
over het lv?
Kun je 3 dingen noemen?
Wat ga je doen vóór maandag?
Hoe ga je leren?

Slide 12 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp
Hoe tevreden ben je
over wat je nu al weet en kan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Je mag één zinsdeel toevoegen.

1.  Sinterklaas schenkt ...
2. Oma schrijft ...
3. De buurman vraagt .... te helpen.
4. Heeft de baby ... opgegeten?

Slide 14 - Tekstslide

1.  Sinterklaas schenkt een cadeau.
2. Oma schrijft de brief.
3. De buurman vraagt aan zijn familie te helpen.
4. Heeft de baby  vandaag 3 fruithapjes opgegeten?
Vraag = wie/wat + wg + ow?
Antwoord = lv

Welke zin heeft geen lv? Leg uit waarom?

Slide 15 - Tekstslide

wie +  werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
1.  Sinterklaas schenkt een cadeau.
2. Oma schrijft de brief.
3. De buurman vraagt zijn familie te helpen.
4. Heeft de auto  zijn voorwiel verloren?
Voordat je het lv kan zoeken,
moet je eerst het wg en ow weten.

Slide 16 - Tekstslide

OPDRACHT
Maak 3 rijtjes. Schrijf wg, ow en lv op.


1
2
3
4

Slide 17 - Tekstslide


1. Lees jij dat boek uit?
2. Zou je dat graag willen weten?
3. Het Nederlands team dacht de wedstrijd te winnen.
4. De F1 supporters waren met Max aan het juichen.

Slide 18 - Tekstslide

Lijdend voorwerp

Leerdoelen
1. Je kunt het lv in een zin noemen.
2. Je kent de vraag om het lv te vinden. 
3. Je kunt zinnen maken met het lv.
   
Bestudeer de theorie!
Oefenen

Keuze: De Brug hf 3 opdr.10 en 11
Verplicht: Hf 3 grammatica lijdend voorwerp leerroute 


Slide 19 - Tekstslide

JIJ toets

eindniveau groep 8 = 60 ontwikkelscore (1F) Geen cijfer 
okt 2021 - score Hoe ontwikkel je in lezen? mei 2022 - score
                              Het gaat om de voortgang!
 
Begrijpen                                 15 vragen
Evalueren                                  1 vraag
Interpreteren                           8 vragen
Opzoeken                                 3 vragen
Techniek en woordenschat 3 vragen

> Hoe ga je je verder bekwamen in leesvaardigheid / begrijpend lezen? 
Veel lezen. Kilometers maken! 
Begrijpen van zinsbouw, context, woordenschat! 

Slide 20 - Tekstslide

Zit er in de volgende zin een lijdend voorwerp?

Van mijn ouders moet ik altijd ook de laatste restjes opeten.
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Zit er in de volgende zin een lijdend voorwerp?

In New York viel een glazenwasser met bakje en al zeshonderd meter naar beneden.
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag

Dank je wel !
Tot de volgende keer!

Slide 23 - Tekstslide

Lijdend voorwerp

Leerdoelen
1. Je kunt het lv in een zin noemen.
2. Je kent de vraag om het lv te vinden. 
3. Je kunt zinnen maken met het lv.
   
Bestudeer de theorie!
Oefenen

Keuze: De Brug hf 3 opdr.10 en 11
Verplicht: Hf 3 grammatica lijdend voorwerp leerroute 


Slide 24 - Tekstslide

Hf 2 Gramm. zinsdelen
werkwoordelijk gezegde (wg)
 
Leerdoelen
1. Je kunt het wg in een zin noemen.
2. Je kunt uitleggen uit welke onderdelen het wg bestaat.  
 3. Je kunt zelf zinnen maken met verschillende wg. 

Bestudeer de theorie!
Oefenen

Verplicht: Hf 2 grammatica zinsdelen online leerroute 
Keuze: De Brug hf 2 opdr. 8 en 9

Slide 25 - Tekstslide

ZINSDELEN

werkwoordelijk gezegde


1 - De persoonsvorm is altijd onderdeel van het wg.
2 - Soms bestaat het wg uit meerdere werkwoorden.
3 - te of aan of aan het vóór een werkwoord horen bij het wg.
            De klas is aan het luisteren.
4 - Soms is het wg een werkwoordelijke uitdrukking.
            De inbreker liep al gauw tegen de lamp.

Slide 26 - Tekstslide

Werkwoorden
voltooid deelwoord (vd)  - onvoltooid deelwoord (od)

Hij heeft de marathon gelopen.    Hij loopt zingend naar huis.
Zij heeft heel erg gehuild.    Huilend zit het meisje in de klas.
Wat is het vd?
Wat is het od?
Hoe herken je het vd en het od?

Slide 27 - Tekstslide

Hij heeft de marathon gelopen.    De gelopen marathon was zwaar. 
Hij gaat daarna lopend naar huis.

De taartjes zijn gebakken.   De gebakken taarten staan in de koelkast.
Maak nu een zin met een od.


Een bn gemaakt van een vd.

Noem het vd, od, bn.

Slide 28 - Tekstslide

KLOPT HET?
Leg uit met de kenmerken 
van de woordsoorten.
In de oude krant heeft een 
sportief bericht gestaan over prestaties van het sterke team.

Slide 29 - Tekstslide

WEEKTAAK 45   (afhebben vóór 15 nov)
Grammatica woordsoorten hf 1 en 2

De Brug opdr 1  t/m 5
Hf 1 Startopdr. en opdr. 1 en 2
Hf 2 Startopdr. en opdr. 1 t/m 4 

Slide 30 - Tekstslide

Theorie woordsoorten hf 1 en 2
Hoe heb jij de theorie verwerkt?
Heb je kenmerken en uitzonderingen
genoemd bij de woordsoorten?
Theorie over lidwoord 
 bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord         
Afhebben 
donderdag  
11 november 

Slide 31 - Tekstslide

In de krant stond 
een sportief bericht 
over prestaties van het vorig jaar.
Kun je  lidwoorden,      bijvoeglijke naamwoorden,
zelfstandig naamwoorden
in deze zin noemen?        
Welke kenmerken van de woordsoorten
kun je noemen / uitleggen?
Terugblik / evaluatie op de les

Slide 32 - Tekstslide

In de tuin van Klaas ligt
onze oma te zonnen.
Hoeveel zinsdelen tel je?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 33 - Quizvraag

De etende plant was erg snel gegroeid.

Wat is de persoonsvorm?


A
etende
B
was gegroeid
C
was
D
gegroeid

Slide 34 - Quizvraag

Laat dat hondje met rust!
In deze zin staat een onderwerp.
A
juist
B
niet juist
C
weet ik niet

Slide 35 - Quizvraag

Welke zinnen zijn waar?
A
Elke zin heeft een onderwerp.
B
Onderwerp enkelvoud? Persoonsvorm ook enkelvoud
C
Onderwerp staat naast de persoonsvorm.
D
Bij een vraag is het onderwerp het 2e zinsdeel.

Slide 36 - Quizvraag

Groepsopdracht 15 minuten
Maak een grote spiekbrief over 
zinsdelen zoeken
persoonsvorm 
onderwerp
Wat schrijf jij in een goede spiekbrief?


Slide 37 - Tekstslide

Wanneer is het een handige spiekbrief? 
zinsdelen 
persoonsvorm 
onderwerp
Schrijf groot!
Elk zinsdeel heeft een plek!
Help elkaar.
Werk goed door.

Slide 38 - Tekstslide

Wat vind je handig om te leren?
Noem één ding op jullie spiekbrief
waardoor je iets nu beter kan leren?



Slide 39 - Tekstslide

Bedenk een zin met 3 zinsdelen.
Het onderwerp bestaat uit 3 woorden.

Slide 40 - Open vraag

Schrijf een zin
zonder onderwerp op.

Slide 41 - Woordweb

In de tuin van Klaas ligt onze oma te zonnen.
Schrijf het aantal zinsdelen van de zin op.
(Kun je elk zinsdeel ook noemen?)

Slide 42 - Open vraag

Weektaak week 41
Hf 1 Grammatica zinsdelen
Theorie bestuderen
Volg online route
Extra oefenen hf 1 en 2
Training
Klaar? Maak een keuze:
Leer de theorie (woordweb, vragen bedenken...)
Online Extra oefenen / Trainen
Ga lezen.
Huiswerk voor ander vak

Opdrachten zijn af en theorie ken je vóór de herfstvakantie!

Slide 43 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
persoonsvorm             Opa leest in de tuin.

infinitief                         Opa          in de tuin                     .

voltooid deelwoord    Opa        in de tuin             .

te / aan                 Opa zit te lezen. Opa is aan het lezen.
werkwoordelijke uitdrukking = wwg
                               Opa ligt in een deuk!

pv
infinitief
pv
vdw

Slide 44 - Tekstslide

Hf 2 Leerdoelen grammatica zinsdelen

werkwoordelijk gezegde (wg)
Je kunt het wg in een zin vinden.


Je kunt uitleggen hoe het zit.

Slide 45 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Kun je het uitleggen?
Op de toets werd de klas stevig aan de tand gevoeld.

Slide 46 - Open vraag

                        donderdag - JIJ toets
                (begrijpend lezen / leesvaardig)

Doe je best! Resultaat is belangrijk!
Goed begrijpen van teksten is voor alle vakken belangrijk!

Toetsopstelling: rustig kunnen werken



inloggen.toets.nl 
gebruikersnaam: EHL + leerlingnummer (bijvoorbeeld EHL014203)
wachtwoord: E + de geboortedatum voluit (bijvoorbeeld E24091999)


Slide 47 - Tekstslide

inloggen.toets.nl
gebruikersnaam: EHL + leerlingnummer (bijvoorbeeld EHL014203)
wachtwoord: E + de geboortedatum voluit (bijvoorbeeld E24091999)

Slide 48 - Tekstslide

Onze jongste buurjongen Robin heeft
gisteren zijn tweede verjaardag bij opa en oma gevierd.
WAT WEET EN KAN JE AL(weer)?
Luister naar de vraag.
Om de beurt antwoorden.

Slide 49 - Tekstslide

              WEEKTAAK is af vóór de herfstvakantie!
              Grammatica zinsdelen hf 1 

Bestudeer eerst de theorie. Je kunt het uitleggen.
Maak daarna de bijbehorende opdrachten.

Online leerroute volgen

Startopdracht
Theorie bestuderen en kennen
Startopdracht en opdr. 1 t/m 4 maken







Slide 50 - Tekstslide


Overleg samen.

Bedenk zoveel mogelijk verschillende
zinnen met deze zinsdelen.
Noteer de zinnen. Let op de formulering!

mijn hond en ik / gewandeld / in het bos /
hebben / tijdens de regen





Slide 51 - Tekstslide


A

B
Wat hoort er bij grammatica?
Overleg samen.
Schrijf elk minimaal 6 dingen op.

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Link