Herhaling naamvallen 3mavo

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Herzlich Willkommen 3mc!!

Wat zijn naamvallen?

eerste naamval = onderwerp van de zin

derde naamval = meewerkend voorwerp

vierde naamval = lijdend voorwerp

Was machen wir heute?

• Ein bisschen Grammatik
• Selbtständig zur Arbeit! 

Hoe weet je welke naamval je moet invullen?

Stappenplan:

1. Vertaal de zin.

2. Staat er een voorzetsel in?

3. Wat is het gezegde? (alle werkwoorden)

4. Wat is het onderwerp? (1e naamval)

5. Wat is het lijdend voorwerp? (4e naamval)

6. Wat is het meewerkend voorwerp? (3e naamval)

Voorbeeld

Der Lehrer hat mir viele Hausaufgaben gegeben.

1. De leraar heeft mij veel huiswerk gegeven.

3. Gezegde

Der Lehrer hat mir  viele Hausaufgaben gegeben.

5. Lijdend voorwerp

4. Onderwerp

6. Meewerkend voorwerp

2. voorzetsel

Nu jullie...

Schrijf het stappenschema in je schrift en pak daarna je telefoon...

1. Vertaal de zin.

2. Staat er een voorzetsel in?

3. Wat is het gezegde? (alle werkwoorden)

4. Wat is het onderwerp? (1e naamval)

5. Wat is het lijdend voorwerp? (4e naamval)

6. Wat is het meewerkend voorwerp? (3e naamval)

Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Mein Bruder hat ein neues Auto.

1. Mein Bruder
2. hat
3. ein neues Auto

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
Ich habe zwei Hamburger gegessen.

1. ich
2. habe gegessen
3. zwei Hamburger

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Marieke hat meine Eltern eine E-Mail geschrieben.

1. Marieke
2. hat geschrieben
3. meine Eltern
4. eine E-Mail

Wat is het gezegde in de volgende zin:
Tom hat eine neue Jacke gekauft.

1. Tom
2. hat gekauft
3. eine neue Jacke

Wat zijn voorzetsels met een vaste naamval?

De volgende voorzetsels worden allemaal gevolgd door de derde naamval:

aus = uit                                 von = van

bei = bij                                   zu = bij, naar

mit = met                               gegenüber = tegenover

nach = na, naar                   außer = behalve

seit = sinds                           entgegen = tegemoet

Wat zijn voorzetsels met een vaste naamval?

De volgende voorzetsels worden allemaal gevolgd door de vierde naamval:

durch = door               bis = tot       

für = voor                      entlang = langs

gegen = tegen

ohne = zonder

um = om

Door welke naamval wordt het volgende voorzetsel gevolgd:
aus

1. derde
2. vierde

Door welke naamval wordt het volgende voorzetsel gevolgd:
gegen

1. derde
2. vierde

Door welke naamval wordt het volgende voorzetsel gevolgd:
seit

1. derde
2. vierde

Door welke naamval wordt het volgende voorzetsel gevolgd:
zu

1. derde
2. vierde

Door welke naamval wordt het volgende voorzetsel gevolgd:
entgegen

1. derde
2. vierde

Door welke naamval wordt het volgende voorzetsel gevolgd:
ohne

1. derde
2. vierde

Door welke naamval wordt het volgende voorzetsel gevolgd:
mit

1. derde
2. vierde