L'adjectif

L'adjectif - het bijvoeglijk naamwoord
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

L'adjectif - het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Over welk soort woorden zegt een bijvoeglijk naamwoord iets?

Slide 2 - Open vraag

Waar moet je op letten? Vul in:
In het Frans zijn zelfstandige naamwoorden altijd _______ of _______.

Slide 3 - Open vraag

Vorm - standaardregel

Slide 4 - Tekstslide

mannelijk enkelvoud
mannelijk meervoud
vrouwelijk enkelvoud
vrouwelijk meervoud
+e
+es
+s
-

Slide 5 - Sleepvraag

Vul in: Mon père est très (intéressant) __________.
A
intéressant
B
intéressante
C
intéressants
D
intéressantes

Slide 6 - Quizvraag

J'ai une chatte (noir) __________.
A
noir
B
noire
C
noirs
D
noires

Slide 7 - Quizvraag

J'ai raconté des blagues (v) (marrant) __________.
A
marrant
B
marrante
C
marrants
D
marrantes

Slide 8 - Quizvraag

Maar ...
Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een 'e' en moet er een 'e' bij volgens de regels?         of
Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een 's' en moet er een 's' bij volgens de regels?              
Dan komt de extra letter er niet bij!
Voorbeeld: Nous avons une chatte rouge.
Voorbeeld: Je vois deux chats gris.

Slide 9 - Tekstslide

Vorm - uitzonderingen

Slide 10 - Tekstslide

mannelijk ev - mannelijk mv - vrouwelijk ev - vrouwelijk mv:

bon - bons - bonne - bonnes
italien - italiens - italienne - italiennes
ennuyeux - ennuyeux - ennuyeuse - ennuyeuses
attentif - attentifs - attentive - attentives
cher - chers - chère - chères

Slide 11 - Tekstslide

J'ai une soeur (mignon) __________.
A
mignon
B
mignone
C
mignons
D
mignonne

Slide 12 - Quizvraag

Mes copines (v) sont très (heureux) __________.
A
heureux
B
heureuse
C
heureuxes
D
heureuses

Slide 13 - Quizvraag

Ma tante est très (sportif) __________.
A
sportive
B
sportives
C
sportife
D
sportif

Slide 14 - Quizvraag

Plaats

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen het Nederlands en het Frans?

Slide 16 - Open vraag

Ná het zelfstandig naamwoord
NL: de gele auto
FA: la voiture jaune

NL: de interessante series
FA: les séries intéressantes

Slide 17 - Tekstslide

Uitzonderingen
jeune, joli, beau, vieux, petit, gros, bon, mauvais, nouveau, grand, long, haut

komen vóór het zelfstandig naamwoord

Slide 18 - Tekstslide

Combineer en maak goede koppels:
zn: la voiture - un film - des femmes
bn: jeune - canadien - mauvais - sportif

Slide 19 - Open vraag

Maak opdracht 31

Slide 20 - Tekstslide