Begeleiding les 3: grammatica, voorvoegsels en achtervoegsels, spreekwoorden

Welkom bij begeleiding Nederlands






Mevrouw Vos
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij begeleiding Nederlands






Mevrouw Vos

Slide 1 - Tekstslide

Les 3
  • Mevrouw Vos - kvos@insulacollege.nl
  • 4 begeleidingslessen
  • extra onderwerpen

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag gaan we aan de slag met:
  • Grammatica zinsdelen:
  • pv, ow, wg, lv, mv, bwb
  • Voor- en achtervoegsels
  • Spreekwoorden en gezegdes

Volgende week:
  • Herhaling grammatica, voor- en achtervoegsels, spreekwoorden en gezegdes 

Slide 3 - Tekstslide

Voorvoegsel
Achtervoegsel

Slide 4 - Tekstslide

Voorvoegsel
Bij sommige woorden kun je een stukje voor het woord toevoegen; een voorvoegsel.
De betekenis van het woord verandert door een voorvoegsel.

Voorbeelden van voorvoegsels: her- : herexamen
                                                                    in- : informeel
                                                                    on- : onjuist

Een voorvoegsel heeft vaak wel een betekenis: on-  = niet; her- = opnieuw

Door te kijken naar een voorvoegsel kun je de betekenis van een woord beter achterhalen.

Slide 5 - Tekstslide

 Veelgebruikte voorvoegsels
Er zijn verschillende voorvoegsels, die allemaal iets anders betekenen.


voorvoegsel
betekenis
mis - 
slecht/verkeerd
on-
niet
her-
nog een keer

Slide 6 - Tekstslide

Noem 3 (woorden met) voorvoegsels

Slide 7 - Open vraag

Meer voorvoegsels

Slide 8 - Tekstslide

Een voorvoegsel is een...
A
voorzetsel
B
een deel van het woord met eigen betekenis
C
een deel van het woord zonder eigen betekenis
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
geklets
B
gezwam
C
oeverloos
D
misverstand

Slide 10 - Quizvraag

Dit zijn voorvoegsels:
A
on, her ,lijk
B
on -ver -lijk
C
on-her-lijk
D
on -her- non

Slide 11 - Quizvraag

Wat is GEEN voorvoegsel?
A
mis-
B
inter-
C
ge-
D
aan-

Slide 12 - Quizvraag

Wat is geen voorvoegsel?
A
non-
B
her-
C
achter-
D
anti-

Slide 13 - Quizvraag

 Herhaling veelgebruikte voorvoegsels
voorvoegsel
betekenis
voorbeeld
mis-
slecht/verkeerd
mislukt
on-
niet
onbetrouwbaar
wan-
geen/slecht
wangedrag
her-
nog een keer
hergebruik

Slide 14 - Tekstslide

Woord met voorvoegsel
Woord zonder voorvoegsel
Heropenen
Wangedrag
onrustig
Tafelkleed
Klaarmaken
Tekstboek
non-fictie
internationaal

Slide 15 - Sleepvraag

VOOR- of ACHTERVOEGSEL

- kijk of het woord bestaat uit een woord met een voorvoegsel en / of een achtervoegsel:


je misdragen = je slecht gedragen

hersenloos = zonder hersens = dom

Slide 16 - Tekstslide

Veelgebruikte achtervoegsels
achtervoegsel
betekens
voorbeeld
-achtig
een beetje als
kinderachtig
-baar
kan
vloeibaar
- loos
zonder
zoutloos
- vol
met veel
liefdevol
-arm
met weinig
caloriearm 
-rijk
met veel
vezelrijk

Slide 17 - Tekstslide

Meer achtervoegsels 

Slide 18 - Tekstslide

Sleep het juiste voorvoegsel naar het woord. 
-actief
nationaal
rokje
-baas

non
    ex
on

mini

inter

her

Slide 19 - Sleepvraag

Hondenbelasting
Samengesteld woord
Achtervoegsel
Voorvoegsel

Onherkenbaar
Vriendloos
Hertentamen

Slide 20 - Sleepvraag

voorvoegsel
achtervoegsel
hergebruiken
internationaal
wanorde
jaarlijks
zinloos
bruikbaar

Slide 21 - Sleepvraag

Voorvoegsels
Betekenis
niet, zonder
niet
verkeerd, fout
slecht, verkeerd
weer, opnieuw
niet meer, van vroeger
tussen
mis-
non-
on-
wan-
her-
ex-
inter-

Slide 22 - Sleepvraag

Ik weet wat voor- en achtervoegsels zijn, ik kan ze herkennen en toepassen.
Klopt!
Mwah...
Nee!

Slide 23 - Poll

Spreekwoorden en gezegdes

Slide 24 - Tekstslide

Zinsdelen
Een zin | bestaat | uit zinsdelen.


Alles wat voor de persoonsvorm staat of kan staan is 1 zinsdeel.

Slide 25 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp

Slide 26 - Tekstslide

Stappen zinsontleding
  • Persoonsvorm -  tijdsproef
  • Werkwoordelijk gezegde - alle ww in de zin
  • Onderwerp- Wie/wat +wwg
  • Lijdend voorwerp - Wie/wat + wwg + ond
  • Meewerkend voorwerp 
  • Bijwoordelijke bepaling


Oefenzinnen:

Zijn oude docent gaf hem een groot compliment tijdens de diploma-uitreiking.

Mijn vriend stuurde mij een tikkie van drie cent.

Slide 27 - Tekstslide

Volgende week geen begeleiding

Geniet van het lange weekend!

Slide 28 - Tekstslide