In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
H5.8 2TH
Leestekens: trema en apostrof
Slide 1 - Tekstslide
Woorden met een trema
Slide 2 - Woordweb
Theorie (trema)
Een trema gebruik je: - als je in één woord twee klinkers niet als één klank mag lezen. ruïne, vacuüm, beïnvloeden, havoër - in een meervoud van een ZN op -ee idee - ideeën - in een meervoud van een ZN op -ie kopie - kopieën
Slide 3 - Tekstslide
Wanneer gebruik je een trema? Er zijn drie opties.
Slide 4 - Open vraag
Meervoud van 'melodie'?
Slide 5 - Open vraag
Meervoud van 'bacterie'?
Slide 6 - Open vraag
apostrof
Slide 7 - Woordweb
Theorie (apostrof)
Je gebruikt een apostrof:
- bij bezitsaanduidingen van woorden die eindigen op een sis-klank of een lange klinker met één letter Max' fiets, Anna's puntenslijper - na cijfers, afkortingen en afleidingen vmbo'er, A4'tje, mp3'tje - als één of meerdere letters zijn weggelaten
's Morgens heb ik 'm nog in 't buurthuis gezien.
Slide 8 - Tekstslide
Welke namen hebben (als ze een bezitsaanduiding zijn), géén apostrof nodig?
A
Gaby
B
Naomi
C
Dennis
D
Marieke
Slide 9 - Quizvraag
Waarom schrijf je havoër en vwo'er? Waarom is het niet hetzelfde?