In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Herhaling hoofdstuk 3,7 en 8
Klas: 4tl
Maandag 20 maart
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
De verkoopprijs van een iPad is €499,99. In een maand worden er 1.550 verkocht. Men koopt ze in voor €345. In totaal heeft het bedrijf €5.000 aan huur- en energiekosten per maand. Je hoeft geen rekening te houden met btw in deze opgave.
Bereken het nettoresultaat.
A
€774.984,50
B
€240.234,50
C
€534.750
D
€235.234,50
Slide 3 - Quizvraag
Berekening
1. bereken de omzet -> €499,99 x 1.550 = €774.984,50
2. bereken de inkoopwaarde -> €345 x 1.550 = €534.750
3. bereken de brutowinst -> €774.984,50 - €534.750,00 = €240.234,50
De verkoopprijs van een iPad is €499,99. In een maand worden er 1.550 verkocht. Men koopt ze in voor €345. In totaal heeft het bedrijf €5.000 aan personeel- en energiekosten per maand. Je hoeft geen rekening te houden met btw in deze opgave. De nettowinst bedraagt €235.234,50.
Bereken de nettowinst in procenten van de omzet.
timer
1:00
Slide 5 - Tekstslide
Berekening
1. De nettowinst bedraagt €235.234,50.
2. De omzet = €499,99 x 1.550 = €774.984,50
235.234,50 / 774.984,50 x 100% = 30,4%
Slide 6 - Tekstslide
Een bezorgdienst schaft een elektrische truck aan voor € 95.750. De bezorgdienst verwacht de truck vijf jaar te gebruiken en hem daarna in te ruilen voor € 24.500.
Bereken de jaarlijkse afschrijving.
A
€24.500
B
€71.250
C
€14.250
D
€19.150
Slide 7 - Quizvraag
Berekening
Een bezorgdienst schaft een elektrische truck aan voor € 95.750. De bezorgdienst verwacht de truck vijf jaar te gebruiken en hem daarna in te ruilen voor € 24.500.
Bereken de jaarlijkse afschrijving.
Afschrijving per jaar = (aanschafprijs - restwaarde) / aantal gebruiksjaren
aanschafprijs = €95.750
restwaarde = €24.500
aantal gebruiksjaren = 5
(95.750 - 24.500) / 5 = €14.250
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Hoofdstuk 7
Slide 10 - Tekstslide
Leg uit op welke manier de export van goederen en diensten bijdraagt aan meer binnenlandse bestedingen door huishoudens.
timer
1:00
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
De Europese Monetaire Unie bevordert de onderlinge handel met economische groei als gevolg. Hieronder staan drie stappen.
1. Binnen de eurozone wordt internationale handel eenvoudiger. 2. De handel binnen de eurozone groeit. 3. De verschillende munteenheden zijn verdwenen.
Zet de stappen in een zodanige volgorde, dat een logische gedachtegang ontstaat. Invoering euro ->......->......->.......-> economische groei
A
1-2-3
B
2-1-3
C
3-2-1
D
3-1-2
Slide 13 - Quizvraag
De invoerwaarde van Nederland is € 490 miljard. Het BBP is € 880 miljard. Bereken de importquote van Nederland.
A
55,7%
B
179,6%
C
79,6%
D
24,3%
Slide 14 - Quizvraag
Berekening
Importquote = importwaarde ÷ nationaal inkomen x 100%
490 miljard / 880 miljard x 100 = 55,7%
Slide 15 - Tekstslide
Hieronder staan een aantal protectiemaatregelen met de bijbehorende beschrijvingen. Welke combinatie is onjuist?
A
Invoerrechten -> belasting op ingevoerde producten.
B
Contingentering -> er mag een beperkt aantal producten worden ingevoerd.
C
Importquota -> bepaalde goederen mogen helemaal niet worden ingevoerd.
D
Exportsubsidie -> de overheid geeft subsidie aan exporterende bedrijven.
Slide 16 - Quizvraag
Hoofdstuk 8
Slide 17 - Tekstslide
Lorenzcurve
Slide 18 - Tekstslide
Kies de juiste uitspraak.
A
Bij lorenzcurve B verdient de armste 20% van de mensen ongeveer 2,5% van het nationaal inkomen
B
Bij lorenzcurve A is de inkomenverdeling ongelijker dan bij lorenzcurve B.