Paragraaf 3.1

Paragraaf 3.1
Wat zijn kosten?




Anjali Sidhoe
Klas: atl4ec4


1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 3.1
Wat zijn kosten?




Anjali Sidhoe
Klas: atl4ec4


Slide 1 - Tekstslide

Voorstellen

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van de les is de leerling in staat om de productiefactoren te benoemen met de bijbehorende beloning.

Aan het eind van de les is de leerling in staat om het verschil te benoemen tussen vaste en variabele kosten.

Aan het eind van de les is de leerling in staat om de kostprijs per product te berekenen. 

Aan het eind van de les is de leerling in staat om de verkoop-en consumentenprijs te berekenen en terug te rekenen naar de prijs exclusief btw. 


Slide 3 - Tekstslide

Productiefactoren

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Kosten bij het produceren

Slide 6 - Tekstslide

Zorgverzekering is een voorbeeld van?
A
Vaste kosten
B
Variabele kosten

Slide 7 - Quizvraag

Berekening afschrijvingskosten
Afschrijvingskosten per jaar =
(aanschafprijs - restwaarde) / aantal gebruiksjaren

Om pakketten te bezorgen koop je een bestelbus van €17.800,- De bus ga je vijf jaar gebruiken. Bij inruil kun je nog €3.500 voor de bestelbus terugkrijgen.
Bereken de afschrijvingskosten per jaar.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is afschrijving?
A
Waardevermeerdering
B
Boekwaarde
C
Restwaarde
D
Waardevermindering

Slide 9 - Quizvraag

Een bezorgdienst schaft een elektrische truck aan voor € 95.750. De bezorgdienst verwacht de truck vijf jaar te gebruiken en hem daarna in te ruilen voor € 24.500.

Bereken de jaarlijkse afschrijving.
A
€5.350
B
€90.850
C
€14.250
D
€71.250

Slide 10 - Quizvraag

Een bezorgdienst schaft een elektrische truck aan voor € 95.750. De bezorgdienst verwacht de truck vijf jaar te gebruiken en hem daarna in te ruilen voor € 24.500. De afschrijving bedraagt €14.250,- per jaar.

Bereken de waarde van de truck na drie jaar.
A
€26.750,-
B
€53.000,-
C
€4.750,-
D
€19.150

Slide 11 - Quizvraag

De kosten van één product
Kostprijs per product =
(vaste kosten + variabele kosten) / aantal producten

Een autofabrikant produceert per jaar 25.000 auto's. De vaste kosten bedragen €8.000.000,- en de variabele kosten €4.500.000,- 
Bereken de kostprijs per auto. 

Slide 12 - Tekstslide

Een bandenfabrikant maakt per jaar 625.000 fietsbanden. De vaste kosten zijn € 2,5 miljoen en de variabele kosten € 1 miljoen.

Bereken de kostprijs per fietsband.
A
€2,40
B
€0,18
C
€0,21
D
€5,60

Slide 13 - Quizvraag

Van inkoopprijs naar consumentenprijs

Slide 14 - Tekstslide

Waar staat de afkorting btw voor?
A
Belasting toenemende waarde
B
Belasting toegevoegde waarde
C
Belasting toegevoegde winkel
D
Belasting tegen waarde

Slide 15 - Quizvraag

Een scooterhandel koopt een Piaggio in voor € 975. De brutowinstmarge is 45%, de btw 21%.

Bereken de consumentenprijs van deze scooter.
A
€1.710,64
B
€1.413,75
C
€1.179,75
D
€648,86

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Een flesje water in de supermarkt heeft een consumentenprijs van €1,50.


Bereken de verkoopprijs van dat flesje water, exclusief btw.
A
€1,38
B
€1,24
C
€1,64
D
€1,19

Slide 19 - Quizvraag

Uitwerking
Prijs exclusief btw = prijs inclusief 9% btw /109 x 100
of
prijs inclusief 9% btw / 1,09

€1,50/109 x 100 = €1,38
of
€1,50/1,09 = €1,38

Slide 20 - Tekstslide