p17 toetsbespreking

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

1a. Hoe herken je het participium λαβων als aoristus?

Slide 2 - Open vraag

Welk soort aoristus is ἁψαμενη?
A
sigmatisch
B
pseudosigmatisch
C
thematisch
D
athematisch

Slide 3 - Quizvraag

‘Πῶς σύ με κελεύεις εὔνουν σοι εἶναι, σῦς ποιήσασα τοὺς ἐμοὺς ἑταίρους 
‘Πῶς σύ με κελεύεις εὔνουν σοι εἶναι, σῦς ποιήσασα τοὺς ἐμοὺς ἑταίρους ..
Met welk woord congrueert ποιήσασα ?
a. σύ 
b. με
c. σοι  
d. σῦς 

bedenk eerst welke naamval getal en geslacht 
 ποιή-σα-σα heeft...

Slide 4 - Tekstslide

Met welk woord congrueert ποιήσασα ?
A
σύ
B
με
C
σοι
D
σῦς

Slide 5 - Quizvraag

Ὁ Κυκλωψ ἐλαβε δυο ἑταιρους φευγοντας.
Vertaal deze zin

Slide 6 - Open vraag

Ὁ Κυκλωψ ἐλαβε δυο ἑταιρους φευγοντας.
De kykloop greep twee vrienden, terwijl ze vluchtten.

Slide 7 - Tekstslide

Welk voegwoord hoort bij 'concessief'?
A
omdat
B
hoewel
C
als
D
terwijl

Slide 8 - Quizvraag

bij zin 1. Welk werkwoord betekent: slapen?
A
καθιζω
B
καθευδω
C
καλεω
D
καλυπτω

Slide 9 - Quizvraag

bij zin 3: waar komt ἠλθε vandaan?
A
ἐλθω
B
λεγω
C
ἐρχομαι
D
φαινομαι

Slide 10 - Quizvraag

Ἐξαίφνης δ᾿ ἦλθε πρὸς αὐτὸν Ἀθηνᾶ ἡ θεὸς, εἶδος βουκόλου τινός ἔχουσα.
Plotseling kwam de godin Athena naar hem toe, het uiterlijk van een of andere koeherder hebbend.

Slide 11 - Tekstslide

Het participium ἔχουσα kun je met een voorzetsel vertalen. Welke?
A
aan
B
voor
C
terwijl
D
met

Slide 12 - Quizvraag

Ἐξαίφνης δ᾿ ἦλθε πρὸς αὐτὸν Ἀθηνᾶ ἡ θεὸς, εἶδος βουκόλου τινός ἔχουσα.
Plotseling kwam de godin Athena naar hem toe, het uiterlijk van een of andere koeherder hebbend.

Plotseling kwam de godin Athena naar hem toe, met het uiterlijk van een of andere koeherder hebbend.

Slide 13 - Tekstslide

Ἤρετο δ᾿ αὐτὴν ὁ Ὀδυσσεύς·
A
Odysseus zelf vroeg:
B
Odysseus vroeg haar
C
Odysseus werd verliefd op haar
D
Odysseus stond zelf op

Slide 14 - Quizvraag

ἠρομην = 1e sg. med. (tantum) van ἐρωταω, vragen (hfd. 16.)

αὐτὴν = acc. sg. vrl: lijd.vw bij het vragen.


Slide 15 - Tekstslide

vertaal: τί ἐστι τὸ τῆς νήσου ὄνομα

Slide 16 - Open vraag

τί ἐστι τὸ τῆς νήσου ὄνομα
wat is de naam van het eiland.
τί = mét accent, dus vragen.

Slide 17 - Tekstslide

vertaal: τίνες ἄνθρωποι οἰκοῦσιν τὴν πόλιν

Slide 18 - Open vraag

τίνες ἄνθρωποι οἰκ-οῦσιν τὴν πόλιν
τίνες  is vragend én congrueert met ἄνθρωποι :

Welke mensen bewonen de stad. 

Slide 19 - Tekstslide

Εἰς ᾿Ιθάκην ἀφίκου, ξένε, τὴν τοῦ Ὀδυσσέως νῆσον,

 [ ὃς πολὺν ἤδη χρόνον ἀπὸ τῆς πατρίδος ἄπεστιν.]




Slide 20 - Tekstslide

ἀφίκου.
Op welke bladzijde staat het rijtje waar je kunt zien welke persoon dit is?
A
10
B
12
C
16
D
21

Slide 21 - Quizvraag

Εἰς ᾿Ιθάκην ἀφ- ί-κου, ξένε, τὴν τοῦ Ὀδυσσέως νῆσον,

 [ ὃς πολὺν ἤδη χρόνον ἀπὸ τῆς πατρίδος ἄπεστιν.]


blz. 10: ἐ-φοβ-ου (evt.  ἐ-βουλ-ου, zonder contractie) 

(evt. blz. 12: ἐ-λαβ-ου ἐ-γεν-ου zonder contractie)




Slide 22 - Tekstslide


Slide 23 - Open vraag

τὴν τοῦ Ὀδυσσέως νῆσον.
Wat betekent 'νῆσον'?
A
schip
B
eiland
C
zeeman

Slide 24 - Quizvraag

ἀπὸ τῆς πατρίδος
A
van de stad
B
van het vaderland
C
van de vader
D
kijk gewoon in de aantekeningen

Slide 25 - Quizvraag

στρατευσάμενος
A
ptc. aor. passief mnl. sg. nom.
B
ptc. aor. med. mnl. sg. gen.
C
ptc. aor. med. mnl. sg. nom.
D
2e ps. sg. med. aor.

Slide 26 - Quizvraag

Ἐπὶ γὰρ τὴν Τροίαν στρατευσάμενος οὔπω παρὰ τὴν πιστὴν ἄλοχον Πηνελόπειαν ἐπανῆλθεν.

want nadat hij was opgetrokken tegen Troje keerde hij nog niet bij zijn trouwe echtgenote Penelope terug

Slide 27 - Tekstslide

bij zin 9: ἐλπίζει.
A
praesens
B
imperfectum
C
aoristus

Slide 28 - Quizvraag

bij zin 9: ἡμέρας
A
ochtend
B
(mid)dag
C
avond
D
nacht

Slide 29 - Quizvraag