7. Heelal en 7.1 het zonnestelsel

7. Heelal             7.1 het zonnestelsel


Waar komt dit water vandaan?   3.1 soorten water
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NaskMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

7. Heelal             7.1 het zonnestelsel


Waar komt dit water vandaan?   3.1 soorten water

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
Opstarten nieuw hoofdstuk => hoofdstuk 7 Heelal

Introductietoets (niet voor een cijfer, maar wat weet je al?)

Leerdoelen van deze les

Introductie, instructie en controle vragen over de les;

Vragen maken die horen bij de les.

Slide 2 - Tekstslide

introductie
Welke paragrafen komen in de 
lessen voor:

We beginnen met de introductie, 
daarna gaan we door naar les 7.1

We sluiten de periode af met een toets in de toetsweek.

Slide 3 - Tekstslide

leerdoelen:
7.1.1 Je kunt kenmerken van de zon noemen.
7.1.2 Je kunt beschrijven wat een planeet is.
7.1.3 Je kunt uitleggen dat elke planeet zijn eigen omlooptijd heeft.
7.1.4 Je kunt uitleggen wat de astronomische eenheid is.
7.1.5 Je kunt beschrijven wat een dwergplaneet is.
7.1.6 Je kunt beschrijven wat een planetoïde is.
7.1.7 Je kunt beschrijven wat een maan is.

Slide 4 - Tekstslide

Introductie
Rond de zon draaien acht planeten. Eén daarvan is de aarde. Er draaien nog heel veel andere hemellichamen rond de zon.
Mercurius
Venus
Aarde
Mars
Jupiter
Saturnus
Uranus
Neptunus

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen
7.1.1 Je kunt kenmerken van de zon noemen.
De zon
De zon, de maan en de sterren zijn hemellichamen. Een hemellichaam is een voorwerp dat zweeft in het heelal en niet door mensen is gemaakt. Sommige hemellichamen kun je zien, bijvoorbeeld de zon.
De zon is een heel grote bol. 
De zon is meer dan honderd keer groter dan de aarde.


Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
7.1.1 Je kunt kenmerken van de zon noemen.
De zon is ook heel ver weg. De afstand van de aarde tot de zon is ongeveer 150 miljoen kilometer. Dit zijn 3750 rondjes om de aarde. Met een vliegtuig zou je daar 17 jaar over doen.
De zon is heel erg heet. De temperatuur in de zon is 15 miljoen °C. De buitenkant van de zon is ongeveer 5800 °C. De zon is zó heet dat je de warmte zelfs helemaal op aarde kunt voelen.




Opdracht 1 t/m 4


Slide 7 - Tekstslide

Quiz
De temperatuur aan de buitenkant van de zon is ongeveer....
A
4800 graden Celsius
B
5800 graden Celsius

Slide 8 - Quizvraag

leerdoelen:
7.1.2 Je kunt beschrijven wat een planeet is.
Planeten
De aarde is een planeet. Planeten zijn rond (bolvormig) en geven zelf geen licht. Een planeet draait rond de zon. De zon en de planeten samen noem je het zonnestelsel zie de afbeelding.
Er zijn acht planeten: • aarde • Jupiter • Mars • Mercurius • Neptunus • Saturnus • Uranus • Venus

Slide 9 - Tekstslide

leerdoelen:










Opdracht: 5

Slide 10 - Tekstslide

Quiz
Planeten draaien om de zon, de aarde of om andere planeten?
A
de zon
B
de aarde
C
andere planeten

Slide 11 - Quizvraag

leerdoelen:
7.1.3 Je kunt uitleggen dat elke planeet zijn eigen omlooptijd heeft.
Omlooptijd
In de afbeelding zie je dat de planeten rond de zon draaien. De weg die een planeet volgt rond de zon noem je een baan. De baan is bijna een cirkel.
Eén rondje van de aarde om de zon duurt een jaar. Je zegt dat de aarde een omlooptijd heeft van één jaar (afbeelding 4). Bijvoorbeeld:
• Op 23 mei 2023 is de aarde op een bepaalde plaats in haar baan.
• Precies een jaar later is de aarde weer terug op diezelfde plaats. Dus op 23 mei 2024.
Mercurius staat het dichtst bij de zon. De omlooptijd van Mercurius is daardoor kort: 88 dagen. Neptunus staat het verst bij de zon vandaan. De omlooptijd van Neptunus is heel lang. Eén rondje duurt wel 165 jaar. Zo heeft elke planeet zijn eigen omlooptijd (tabel 1).


Slide 12 - Tekstslide

leerdoelen:
7.1.3 Je kunt uitleggen dat elke planeet zijn eigen omlooptijd heeft.
Omlooptijd
In de afbeelding zie je dat de planeten rond de zon draaien. De weg die een planeet volgt rond de zon noem je een baan. De baan is bijna een cirkel.
Eén rondje van de aarde om de zon duurt een jaar. Je zegt dat de aarde een omlooptijd heeft van één jaar.


Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen
7.1.3 Je kunt uitleggen dat elke planeet zijn eigen omlooptijd heeft.
Bijvoorbeeld:
• Op 23 mei 2023 is de aarde op een bepaalde plaats in haar baan.
• Precies een jaar later is de aarde weer terug op diezelfde plaats. Dus op 23 mei 2024.
Mercurius staat het dichtst bij de zon. De omlooptijd van Mercurius is daardoor kort: 88 dagen. Neptunus staat het verst bij de zon vandaan. De omlooptijd van Neptunus is heel lang. Eén rondje duurt wel 165 jaar. Zo heeft elke planeet zijn eigen omlooptijd, zie tabel  op volgende dia.

Slide 14 - Tekstslide

In de tabel zie je de afstand tot de zon en omlooptijd van de acht planeten.











Opdracht: 6,7 en 8

Slide 15 - Tekstslide

Quiz
Hoe groot is de omlooptijd 
van Mercurius?
A
58 miljoen kilometer
B
88 dagen

Slide 16 - Quizvraag

Leerdoelen
7.1.4 Je kunt uitleggen wat de astronomische eenheid is.

Astronomische eenheid
De afstanden in het zonnestelsel zijn heel erg groot. De afstand van de aarde tot de zon is bijvoorbeeld 150 000 000 km. Deze grote getallen zijn moeilijk om mee te rekenen. Daarom hebben wetenschappers de astronomische eenheid bedacht. Astronomische eenheid kun je afkorten tot AE. 1 astronomische eenheid is gelijk aan de afstand van de aarde tot de zon:
1 AE = 150 000 000 km (= 150 miljoen km).
De afstand van Mars tot de zon is 1,5 AE (tabel 3). Dus Mars staat verder van de zon dan de aarde. De afstand van Jupiter tot de zon is 5,2 AE. Dat is meer dan vijf keer zo ver van de zon als de aarde.

Slide 17 - Tekstslide










Opdracht: 9,10 en 11

Slide 18 - Tekstslide

Quiz
De astronomische eenheid maakt het makkelijker om met grote getallen te werken.
Hoeveel km is 1 AE?
A
1 AE = 100 miljoen km
B
1 AE = 150 miljoen km
C
1 AE = 50 miljoen km
D
1 AE = 200 miljoen

Slide 19 - Quizvraag

Leerdoelen
7.1.5 Je kunt beschrijven wat een dwergplaneet is.
Dwergplaneten
Rond de zon draaien niet alleen acht planeten, maar ook vijf dwergplaneten. Een dwergplaneet is rond, net als een planeet, maar dan kleiner. Ook een dwergplaneet geeft geen licht. Een voorbeeld van een dwergplaneet is Pluto.  Dwergplaneten draaien in een baan rond de zon.

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen

Planetoïden
Naast planeten en dwergplaneten draaien er nog miljarden planetoïden rond de zon. Planetoïden zijn kleine en grote rotsblokken met een onregelmatige vorm.
De meeste planetoïden draaien in een baan tussen de planeten Mars en Jupiter. Dit noem je de planetoïdengordel. De afstand van deze gordel tot de zon is 2,1 tot 3,3 AE. De omlooptijd van de planetoïden in de gordel is 3 tot 8 jaar.

Opdracht: 12, 13 en 14

Slide 21 - Tekstslide

Quiz
Op welke plek in het zonnestelsel zijn de meeste planetoïden?
A
in de planetoïdengordel, een baan tussen Mars en Jupiter
B
in de planetoïdengordel, een baan tussen Mars en Saturnus

Slide 22 - Quizvraag

Leerdoelen
7.1.7 Je kunt beschrijven wat een maan is.
Manen
’s Nachts zie je meestal de maan. Ook overdag kun je de maan vaak zien. De maan draait rond de aarde. De omlooptijd van de maan is ongeveer een maand. Dus één rondje van de maan om de aarde duurt een maand. De maan is ongeveer 3,5 keer zo klein als de aarde.
Niet alleen de aarde heeft een maan. Ook andere planeten hebben een of meer manen. Een maan is een hemellichaam dat draait rond een planeet of een dwergplaneet.
Manen zijn heel verschillend van grootte. De grootste maan is Ganymedes. Deze maan van Jupiter is groter dan de planeet Mercurius. Een heel kleine maan is Phobos, een maan van Mars. Mars heeft twee manen, Deimos en Phobos. Phobos heeft de vorm van een aardappel (afbeelding 7). 
Hij is 27 km lang, 21 km breed en 19 km hoog.


Slide 23 - Tekstslide

Quiz
 Een maan draait om een....

A
de zon
B
de aarde
C
een planeet

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Aan het werk! NOVA
Wat? 7.1 het zonnestelsel
Opdracht 1 t/m 19
Niet de P-opdrachten!
Waar? In Magister naar leermiddelen Nova Nask. 
Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 
Klaar? Kijk het dan na!

timer
1:00

Slide 26 - Tekstslide


Schrijf drie dingen op die je deze les hebt geleerd.
Dit is een open vraag.

Slide 27 - Open vraag


Stel een vraag over iets wat je 
nog niet zo goed hebt begrepen.
Dit is een open vraag.

Slide 28 - Open vraag