Lezen blok 3 afronden + herhalen so blok 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Nederlands

Lezen blok 3 afronden + herhalen blok 3

Maandag 1 maart 2021

Wat gaan we deze les doen?

• Huiswerk bespreken: lezen blok 3 opdracht 4, 5 en 6
• Herhalen grammatica blok 3
• Opdracht lijdend voorwerp 
• Huiswerk di 2 maart + toets do 4 maart

Huiswerk 1 maart 2021

Maak opdracht 4, 5 en 6

Opdracht 4

Opdracht 5

Opdracht 6

Herhalen grammatica blok 3

Lijdend voorwerp

Lijdend voorwerp

Ik teken de prachtige bloemen 

Lijdend voorwerp

Ik teken de prachtige bloemen 

Persoonsvorm:

Lijdend voorwerp

Ik teken de prachtige bloemen 

Persoonsvorm: teken 

Lijdend voorwerp

Ik teken de prachtige bloemen 

Persoonsvorm: teken 

Zinsdeelstrepen zetten! :)

Lijdend voorwerp

Ik - teken - de prachtige bloemen 

Persoonsvorm: teken 

Lijdend voorwerp

Ik - teken - de prachtige bloemen 

Persoonsvorm: teken 

WWG:

Lijdend voorwerp

Ik - teken - de prachtige bloemen 

Persoonsvorm: teken 

WWG: teken

Lijdend voorwerp

Ik - teken - de prachtige bloemen 

Persoonsvorm: teken 

WWG: teken

Onderwerp:

Lijdend voorwerp

Ik - teken - de prachtige bloemen 

Persoonsvorm: teken 

WWG: teken

Onderwerp: ik

Lijdend voorwerp

Ik - teken - de prachtige bloemen 

Persoonsvorm: teken 

WWG: teken

Onderwerp: ik

Lijdend voorwerp: 

Lijdend voorwerp

Ik - teken - de prachtige bloemen 

Persoonsvorm: teken 

WWG: teken

Onderwerp: ik

Lijdend voorwerp: wie+wat + onderwerp + gezegd?

Lijdend voorwerp

Ik - teken - de prachtige bloemen 

Persoonsvorm: teken 

WWG: teken

Onderwerp: ik

Lijdend voorwerp: wat teken ik?

Lijdend voorwerp

Ik - teken - de prachtige bloemen 

Persoonsvorm: teken 

WWG: teken

Onderwerp: ik

Lijdend voorwerp: de prachtige bloemen

Opdracht lijdend voorwerp

Zara gooit een pen naar Raquel.

Zara gooit een pen naar Raquel.

Wat gebeurt er? 

Zara gooit een pen naar Raquel.

Wat gebeurt er? 

Wie doet het?

Zara gooit een pen naar Raquel.

Wat gebeurt er? 

Wie doet het?

Wat wordt er gegooid? 

Zara gooit een pen naar Raquel.

Wat gebeurt er? (pv + wwg)

Wie doet het? (ow)

Wat wordt er gegooid? (lv) 

Zara gooit een pen naar Raquel.

pv + wwg: gooit

ow: Zara

lv: een pen 

Roberto pakt zijn mondkapje. 

Roberto pakt zijn mondkapje. 

Wat gebeurt er? 

Wie doet het? 

Wat wordt er gepakt? 

Roberto pakt zijn mondkapje. 

pv + wwg: 

ow: 

lv: 

Roberto pakt zijn mondkapje. 

pv + wwg: pakt

ow: 

lv: 

Roberto pakt zijn mondkapje. 

pv + wwg: pakt

ow: Roberto

lv: 

Roberto pakt zijn mondkapje. 

pv + wwg: pakt

ow: Roberto

lv: zijn mondkapje

Het meisje | gaf | het cadeau | aan haar ouders.


Wat is het lijdend voorwerp?

1. Het meisje
2. gaf
3. het cadeau
4. aan haar ouders

Ik | lees | het liefst | een boek.


Wat is het lijdend voorwerp?

1. Ik
2. lees
3. het liefst
4. een boek

Huiswerk: 2 maart

Leer de woorden van Over taal: opdracht 1, 2 en 6

Toets blok 3: 4 maart

Grammatica, spelling en over taal

Tot morgen! :)