Tijdvak 8 Tijd van burgers en Stoommachines 1800 - 1900
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5
In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
8.1 Industrialisatie en modern imperialisme
Tijdvak 8 Tijd van burgers en Stoommachines 1800 - 1900
Slide 1 - Tekstslide
31. De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving
33. De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie
36. De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme
Kenmerkende aspecten
Slide 2 - Tekstslide
1. Je kunt de sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen beschrijven die plaatsvonden tijdens de overgang van de agrarisch-urbane samenleving naar de industriële samenleving.
2. Je kunt uitleggen hoe de verhouding tussen koloniën en moederlanden veranderde onder invloed van de industriële revolutie
3. Je kunt uitleggen welke politieke, ideologische en economische motieven een rol spelen bij het opkomen (Azië) en uitbreiden (Afrika) van het modern imperialisme.
4. Je kunt beschrijven hoe Nederland als koloniale machthebber in het toenmalige Nederlands-Indië vormgaf aan het modern imperialisme
leerdoelen
Slide 3 - Tekstslide
Veranderingen in de landbouw
Slide 4 - Tekstslide
In Engeland kwam steeds meer landbouwgrond in handen van grootgrondbezitters. Zij experimenteerden met nieuwe en betere landbouwtechnieken dit leidde tot betere voedselvoorziening en meer voedsel betekent bevolkingsgroei.
De landbouwopbrengsten blijven stijgen en daardoor dalen de voedselprijzen. Kleine boeren komen in geldnood en gaan meer aan huisnijverheid doen. Gevolg daarvan is dat de prijzen van huisnijverheidsproducten dalen en meer boeren kunnen hun grond niet meer behouden en trekken naar steden om daar werk te zoeken.
Veranderingen in de landbouw
Slide 5 - Tekstslide
Industriële revolutie
Slide 6 - Tekstslide
Industriële revolutie
Door de bevolkingsgroei was er een grotere vraag naar kleding. Om het weven en spinnen van stof te versnellen werden er uitvindingen gedaan zoals de schietspoel en de spinning jenny. Hiermee verliep het proces steeds sneller. Uitvinding na uitvinding volgde elkaar op en uiteindelijk werden de machines zo groot dat ze niet meer in een woonkamertje pasten. Daarnaast werden de machines niet meer met de hand aangedreven, maar door waterkracht of stoomkracht. De textielarbeid verplaatste zich van de huisnijverheid naar de fabrieken die speciaal voor de steeds groter wordende machnies werden gebouwd.
Slide 7 - Tekstslide
Industriële revolutie
Deze fabrieken stonden eerst vlak bij stromend water, maar na verbetering van de stoommachine konden deze overal in het land geplaatst worden.
Om een fabriek te beginnen was geld nodig en dus kwam de textielindustrie in handen van de rijke elite. De mensen in de huisnijverheid konden hier niet tegenop concurreren en verloren hun werk. Zij trokken naar de fabrieken toe om daar werk te vinden. Rondom de fabrieken ontstonden armoedige arbeiderswijken die uitgroeiden tot steden.
Slide 8 - Tekstslide
Industriële revolutie
Urbanisatie: Mensen trekken van het platteland naar de stad op zoek naar werk (steden (urban) groeien).
Industriële samenleving: Omdat een groot deel van de mensen voor hun inkomen afhankelijk is van de industrie (werken in fabrieken), spreken we van een industriële samenleving.
Industriële revolutie: Er vindt een verschuiving van plaats van kleinschalige arbeid / huisnijverheid naar massaproductie in de nieuw ontstane fabrieken.
Slide 9 - Tekstslide
Grondstoffen en afzetmarkten
Fabrikanten streven naar zoveel mogelijk winst. Een gevolg van dit industrieel kapitalisme was dat er steeds meer werd geproduceerd.
Hierdoor ontstond een voortdurende vraag naar grondstoffen en afzetmarkten (gebieden waar ze hun producten konden verkopen).
In koloniale gebieden konden ze aan deze grondstoffen komen.
In de koloniën konden ze vervolgens ook weer de fabrieksproducten verkopen.
Om deze twee redenen (grondstoffen en afzetgebieden) waren koloniën van economisch belang voor industriële samenlevingen.
Slide 10 - Tekstslide
grondstoffen en afzetmarkten
Afrika en Azië hadden grondstoffen voor de Europese fabrieken.
Grote hoeveelheden voor een lage prijs.
Goedkopere producten
Grotere afzetmarkten
Slide 11 - Tekstslide
Internationaal aanzien en superioriteit
Slide 12 - Tekstslide
Internationaal aanzien en superioriteit
Modern Imperialisme:
Europese landen streven in de 19e eeuw naar een groot overzees rijk. De inwoners van deze gebieden moeten zich voegen naar de wetten en gebruiken van het overzeese moederland.
Koloniën worden producent van grondstoffen en afzetmarkt.
Slide 13 - Tekstslide
Motieven (redenen/oorzaken) voor modern imperialisme
•Economisch:
•1) Grondstoffen
•2) Afzetmarkt
•Politiek:
•3) Machtsvertoon, nationalisme •Cultureel
•4) Europese superioriteit, technologische voorsprong
The White man's burden
Slide 14 - Tekstslide
Kolonisatie Afrika
1880- 1914 Wedloop om Afrika (scramble of Africa)
Conferentie van Berlijn: 1884/1885 opdeling van Afrika onder Europese grootmachten .
macht, status, grondstoffen en afzetmarkt
Slide 15 - Tekstslide
Nederlands imperialisme
Slide 16 - Tekstslide
Nederlands imperialisme
Nederland deed niet mee in de race om Afrika, maar bouwde de eigen kolonie Nederlands-Indië uit, door steeds meer eilanden onder controle te krijgen.
De inlandse bevolking moest een deel van de opbrengst van het land afstaan aan de Nederlanders in ruil voor een stukje zelfbestuur. Nederland bepaalde welke producten dat moesten zijn. Dit systeem heet het cultuurstelsel.
In de praktijk waren de boeren daar zo druk mee dat zij weinig tijd overhielden voor de rest van hun grond.
De Nederlandse schrijver Eduard Douwes Dekker (Multatuli) schreef daar een boek over, hij vond het hele systeem een vorm van uitbuiting van de Indische bevolking.
Slide 17 - Tekstslide
Nederlands imperialisme
Nederland maakte in 1870 een einde aan dit systeem, niet alleen vanwege de kritiek van mensen zoals Multatuli, maar ook omdat er in Nederland nieuwe wetten waren aangenomen.
Particuliere ondernemers konden bedrijven beginnen in Nederlands-Indië en legden grote plantages aan. In dezelfde periode werd er ook olie gevonden in Nederlands-Indië en daar werd veel aan verdiend. Nederlands-Indië werd vooral een leverancier voor grondstoffen voor de opkomende industrie in Nederland.
Daarnaast vonden ook de Nederlanders dat zij de cultuur van de Indiers moesten verbeteren. De Ethische politiek: scholen, ziekenhuizen en infrastructuur werden verbeterd naar Hollands model om zo de Indiërs uit de 'achterlijkheid' te verheffen.