Nia - Les 11 H6

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

onregelmatige werkwoorden

vergelijken, verschijnen, verdwijnen, zwijgen, begrijpen, blijken, drijven, glijden, grijpen, rijden, schrijven, stijgen
soepel
stranden
bedienen
de vrees
maar
omdat
de waarheid
schatten

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Relatieve bijzin
Hoofdzin - Ik zoek een boek
Bijzin - dat me helpt te ontspannen.
Relatief pronomen - dat
Ik zoek een boek dat me helpt te ontspannen.
Zij hebben een tuin die veel onderhoud vraagt.
Hoofdzin - Zij hebben een tuin
Bijzin - die veel onderhoud vraagt.
Relatief pronomen - die
het boek
de tuin

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

mensen + prepositie
prepositie + wie
Ik heb een baan waarvan ik blij word.
dingen prepositie
waar + prepositie
Locatie 
waar
De vrouw van wie ik die foto kreeg, is mijn tante.
De stad waar ik geboren ben was in het nieuws.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit kan ook!
waar ... prepositie
hoofdzin onderbroken door relatieve bijzin
De baan waar ik blij van wordt, in Groningen.
Ik heb een baan waar ik blij van word.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

met, tot, uit, naar
Het doel waartoe deze actie leidt...
De vriendin met wie ik op vakantie ga...
De winkel waar het vandaan komt...
Het land waar ik naartoe ga...
Mijn vriendin gaat mee op vakantie.
Die actie leidt tot niets.
Het komt uit de supermarkt.
Ik ga naar China.
mee -> met
tot -> toe
uit -> vandaan
naar -> naartoe

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat
verwijzen naar een vaag begrip
Ik heb alles wat mijn hartje begeert. 
verwijzen naar een hele zin
Er is maar weinig wat hij niet kan.
Afwachten of het lukt is het enig wat we kunnen doen.
Vanaf morgen hebben we vakantie, wat we heel fijn vinden.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat is juist?
A
Boeren wie biologisch telen, kunnen subsidie krijgen.
B
De boeken dat ik graag lees gaan vaak over vreemde mensen en situaties.
C
De route die wij iedere dag volgen is sinds kort afgesloten.
D
De rij voor de kassa die ik gisteren in stond, was langer dan ooit.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is niet juist?
A
B
De vrouw waarmet ze een praatje maakte ...
C
Het is bijna zomer, wat we heel fijn vinden.
D
Alles wat hij aanraakt verandert in goud.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Ik houd niet van reclame.
verwijzen naar een hele zin
Ik zoek een baan.
De cursus start in april.
Zijn collega is al drie maanden ziek.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

kies of vul in...
Boeren die / dat / wie / waar biologisch telen, kunnen subsidie krijgen.
De boeken die / dat / wie / waar ik graag lees gaan vaak over vreemde mensen en situaties.
De route  die / dat / wie / waar wij iedere dag volgen is sinds kort afgesloten.
De rij voor de kassa  die / dat / wie / waar ik gisteren in stond, was langer dan ooit.
Achter mijn huis is een winkelcentrum  die / dat / wie / waar ik de boodschappen doe.

De trein ... we willen nemen ...
De vrouw ... ze een praatje maakte ...
De scooter ... hij door de stad rijdt ...
Alles ... hij aanraakt verandert in goud.
Het is bijna zomer ... we heel fijn vinden.



Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. er + indefiniet subject
- voorlopig subject in van de zin
- staat aan het begin van de zin
4. er + prepositie
3. er + woord van hoeveelheid
- gevolgd door telwoord/woord van hoeveelheid 
- staat na het eerste werkwoord
2. er van plaats 
- nooit op de eerste plaats, vervangt plaats, 
- kun je vervangen door hier/daar, 
- staat na het eerste werkwoord
- werkwoord met vaste prepositie
- vervangt het object
- staat na het eerste werkwoord
5. er + passief
- vervangt van het onderwerp
- staat aan het begin van de zin

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies