SCORE Proeftoets Rekenen 2A - Deel 2

  Succes met deel 2
                                  Proeftoets Rekenen 2A    
                                                          =-yu         (Deel 2)    
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3,4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

  Succes met deel 2
                                  Proeftoets Rekenen 2A    
                                                          =-yu         (Deel 2)    

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informatie toetsdeel 2
Deel 2 start bij opgave 19.
Je mag een rekenmachine gebruiken.
Kladpapier mag je ook gebruiken.

Blauwe dia's: informatie lezen / bekijken.

Witte dia's: antwoord invullen / aanklikken.

Slide 2 - Tekstslide

De rekenmachines mogen nu op tafel.


Cursus fotografie
Lesdag: dinsdag
Begint om: 19:30
Duur: 2 uren en 15 minuten



Hoe laat is de les op dinsdag afgelopen?
Noteer een tijdstip.

Slide 3 - Open vraag

19 - Domein: verhoudingen
‘Maten voor tijd, en rekenen met tijd’ kent geen verschillen ten opzichte van 2F.
Vader, moeder, Lize (16) en Kees (12) gaan naar het museum. Lize heeft een CJP kaart.
Hoeveel moeten ze in totaal betalen?

Prijzen museum:

Slide 4 - Tekstslide

20 - Domein: verbanden
Deze vraag moet op de volgende slide beantwoord worden. 

Vader, moeder, Lize (16) en Kees (12) gaan naar het museum. Lize heeft een CJP kaart. Hoeveel moeten ze in totaal betalen?
Noteer het bedrag.

Prijzen museum

Slide 5 - Open vraag

20 - Domein: verbanden (antwoorddia)
Leerlingen moeten hier verband leggen tussen wat er boven de tabel staat en wat er in de tabel staat. Dit onderdeel kent geen verschil ten opzichte van 2F. Het antwoord mag niet langer zijn dan twee decimalen, omdat het om geld gaat. Dit laatste is wel een verschil ten opzichte van opdrachten op niveau 2F.
84% van de 125 leerlingen heeft de
wiskundetoets gehaald.
Hoeveel leerlingen hebben de toets gehaald?

Slide 6 - Open vraag

21 - Domein: verhoudingen
‘Rekenen met procenten’ kent geen verschillen ten opzichte van 2F.

Hoeveel glazen cola krijg je
uit één fles? Noteer het aantal glazen.
1,5 L
25cl

Slide 7 - Open vraag

22 - Domein: meten & meetkunde
Deze opdracht is duidelijk een 2A opdracht omdat de inhouden van de fles en het glas bij de afbeeldingen staan. Bij een opdracht op niveau 2F zouden deze afbeeldingen ontbreken en zou deze informatie in de tekst verwerkt worden.

? + 756 = 1389
Maak de som af.
Noteer het getal dat bij het vraagteken hoort.

Slide 8 - Open vraag

23  - Domein: getallen
‘Grote getallen’ kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F. Wel is er voor gezorgd dat deze som handig uit te rekenen is.


Hoeveel houten blokjes passen maximaal in het krat?

Slide 9 - Open vraag

24 - Domein: meten & meetkunde
Ook dit is weer een mooi voorbeeld van een 2A opdracht. In de afbeeldingen staan de afmetingen van de objecten zodat het voor de leerlingen makkelijk is om te zien met welke getallen ze moeten rekenen. Deze afbeeldingen zouden op niveau 2F ontbreken, de informatie zou in de tekst worden verwerkt. Wel moeten de leerlingen hier dezelfde soort berekening uitvoeren als bij opdrachten op niveau 2F gangbaar is.

De oorspronkelijke prijs van de fiets was € 975. Hoeveel kost de fiets tijdens de aanbieding?

20% korting!

Slide 10 - Open vraag

25 - Domein: verhoudingen
‘Rekenen met procenten’ kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F. Wel is het aan te raden om er bij een 2A toets  een afbeelding bij plaatsen zodat de opdracht voor de leerlingen herkenbaar en concreet is.
  Koekjes

Je mag er zoveel maken als je wilt, met deze verhouding:
- 2 delen suiker
- 3 delen boter
- 4 delen bloem

Bram gebruikt 450 gram
                        boter  voor
                        zijn koekjes.

Hoeveel gram bloem heeft Bram dan nodig?

Bijvoorbeeld:
200 gram suiker
300 gram boter
400 gram bloem

Slide 11 - Tekstslide

26 - Domein: meten & meetkunde
De vraag moet in de volgende slide beantwoord worden.

Bram gebruikt 450 gram boter. Hoeveel gram bloem heeft hij dan nodig?

De juiste verhoudingen voor koekjes zijn:

 2 delen suiker
 3 delen boter
 4 delen bloem

Slide 12 - Open vraag

26 - Domein: meten & meetkunde (antwoorddia)
De standaardmaat voor gewicht die bij een 2A toets wordt gebruikt zijn grammen.  Leerlingen die een 2A toets maken moeten daarnaast ook kg en mg kennen. De leerlingen moeten in deze opdracht werken met een verhouding. Dit is geen verschil ten opzichte van 2F.   Bij opdrachten op niveau 2A is het wel belangrijk dat er een mooi rond getal uitkomt en er een voorbeeld bij staat.


4 van de 5 mensen sport regelmatig.
Hoeveel procent is dat?

Slide 13 - Open vraag

27 - Domein: verhoudingen
De leerlingen dienen te weten dat 4 van de 5 hetzelfde is als 80%. In een 2A toets hoeven deze verhoudingen en percentages niet omgezet te worden naar een breukbewerking. Bij opdrachten op 2F  niveau moet dit wel.

Hoeveel milliliter is 4 x 6 cl?
Noteer in ml.

Slide 14 - Open vraag

28 - Domein: meten & meetkunde
‘Maten omrekenen’ kent geen specifieke verschillen met 2F. De eenheden L, dl, cl, ml kunnen voorkomen in een 2A toets.
Marktplaats
Mieke heeft een groot deel van haar CD's verkocht.

In de tabel hiernaast zie je hoeveel CD's ze heeft verkocht .
Hoeveel euro heeft Mieke in totaal aan haar CD's verdiend?

Slide 15 - Tekstslide

29 - Domein: verbanden
Deze vraag moet op de volgende slide beantwoord worden.


Hoeveel euro heeft Mieke verdiend? 

Slide 16 - Open vraag

29 - Domein: verbanden (antwoorddia)
De leerling moet weten dat 100 cent 1 euro is. Deze opdracht kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F.
         Wiskundelerares jarig
De lerares trakteert haar mentorklas
 (30 leerlingen) op wafels met slagroom.
Ze koopt genoeg wafels en twee
bussen slagroom. Hoeveel moet 
ze in totaal  betalen? 
€ 1,59
€ 1,09

Slide 17 - Tekstslide

30 - Domein: getallen
De vraag moet op de volgende slide beantwoord worden.


€ 1,59
€ 1,09

De lerares wil 30 wafels maken en koopt 2 bussen slagroom. Hoeveel moet 
ze betalen?

Slide 18 - Open vraag

30 - Domein: getallen (antwoorddia)
In deze opdracht  zijn weer afbeeldingen toegevoegd, inclusief de daarbij behorende prijzen. Dit kan de opdracht
 concreter en duidelijker maken voor de leerlingen. Bij een 2F opdracht zouden deze afbeeldingen niet toegevoegd worden, maar zou de informatie in de tekst worden verwerkt. Bij een 2A opdracht mag het geldbedrag ook maximaal 2 decimalen bevatten.
Kijk naar het plaatje van het zwembad.






Hoeveel kubieke meter water gaat erin?

Slide 19 - Tekstslide

31 - Domein: meten & meetkunde
Deze vraag moet op de volgende slide beantwoord worden.


Hoeveel kubieke meter
water gaat er in het bad?

Slide 20 - Open vraag

31 - Domein: meten & meetkunde (antwoorddia)
Ook deze opdracht is weer concreter en duidelijker gemaakt door de toevoeging van de afbeelding met daarbij de afmetingen. Bij een opgave op niveau 2F zou deze afbeelding ontbreken en zou deze informatie in de tekst verwerkt worden.
Bekijk het plaatje
De producent van Jam mini's heeft nog 60 kuipjes aardbeienjam, 25 kuipjes frambozenjam en 18 kuipjes abrikozenjam.
Hoeveel verpakkingen 'Jam mini's' kan de producent met deze voorraad maken?

Slide 21 - Tekstslide

32 - Domein: verbanden
Deze vraag moet op de volgende slide beantwoord worden.




Hoeveel verpakkingen 'Jam mini's' kunnen er gemaakt worden met een voorraad van: 60 kuipjes aardbeienjam, 25 kuipjes frambozenjam en 18 kuipjes abrikozenjam?

Slide 22 - Open vraag

32 - Domein: verbanden (antwoorddia)
Deze opdracht heeft ook een afbeelding die de vraag verduidelijkt. De leerling kan op de verpakking aflezen hoeveel kuipjes er in 1 verpakking gaan.

Hoeveel is 18% van € 250?
Noteer het bedrag.



Slide 23 - Open vraag

33 - Domein: verhoudingen
'Rekenen met procenten’ kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F. Wel zorg je ervoor dat er in het geval van  een geldbedrag altijd een mooi rond getal uitkomt.
Bekijk de grafiek

Op welke dag
was het verschil tussen de minimumtemperatuur en de maximumtemperatuur het grootst?

Slide 24 - Tekstslide

34 - Domein: verbanden
Deze vraag moet in de volgende slide beantwoord worden.

Op welke dag was het verschil tussen de minimum- en maximumtemperatuur het grootst?

A
maandag
B
dinsdag
C
vrijdag
D
zaterdag

Slide 25 - Quizvraag

34 - Domein: verbanden (antwoorddia)
Bij een 2A opdracht mag je alleen een staafdiagram gebruiken als de leerlingen de waarden kunnen aflezen als punten op de grafiek die samenvallen met de rasterlijnen in de schaalverdeling.
Bekijk de grafiek

Hoe groot was het verschil in   aantal bezoekers bij de twee supermarkten op zaterdag?
Aantal bezoekers per dag bij Plus en Jumbo

Slide 26 - Tekstslide

35 - Domein: verbanden
Het antwoord moet in de volgende dia gegeven worden.

Hoe groot was het verschil in bezoekers bij de twee supermarkten op zaterdag?


Slide 27 - Open vraag

35 - Domein: verbanden (antwoorddia)
Ook bij deze opdracht moet het overeenkomstige punt op de lijn samenvallen met een van de rasterlijnen in de schaalverdeling.
Suzan koopt 12 broodjes en 2 pakken melk. Ze betaalt met een briefje van € 10.
Hoeveel euro wisselgeld krijgt ze terug?


Slide 28 - Tekstslide

36 - Domein: getallen
Deze vraag moet op de volgende slide beantwoord worden.


Suzan koopt 12 broodjes en 
2 pakken melk met een briefje van € 10. Hoeveel euro wisselgeld krijgt ze terug?

Slide 29 - Open vraag

36 - Domein: getallen (antwoorddia)
Deze opdracht is concreter en duidelijker gemaakt door het toevoegen van de afbeeldingen. De leerling moet wel zelf nog bedenken dat 4 broodjes samen
€ 1,50 kosten.
Bekijk de kaart
Eva fietst  met een snelheid van 18 km per uur  van Haarlem naar Zandvoort. Dit is een ritje van 6 km.
Hoeveel minuten doet ze erover om van Haarlem naar Zandvoort te fietsen? 


Slide 30 - Tekstslide

37 - Domein: meten & meetkunde
Deze vraag moet op de volgende slide beantwoord worden.


Eva's snelheid: 18 km per uur
De afstand: 6 km
Hoeveel minuten doet Eva erover om van Haarlem naar Zandvoort te fietsen?
37 - Domein: meten & meetkunde

Slide 31 - Open vraag

37 - Domein: meten & meetkunde (antwoorddia)
‘Rekenen met snelheid’ kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F. Wel zorg je ervoor dat er bij een opgave op niveau 2A hele minuten uitkomen.

Schrijf 25 miljoen in cijfers.
Vergeet de scheidingstekens niet.


Slide 32 - Open vraag

38 - Domein: getallen
‘Grote getallen’ kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F.
Pim organiseert een familiedag.
Er komen in totaal 70 familieleden. Iedereen krijgt een koek bij de koffie.

Hoeveel pakken gevulde koeken moet Pim kopen?


Slide 33 - Tekstslide

39 - Domein: getallen
Het antwoord moet op de volgende dia gegeven worden.

Hoeveel pakken
gevulde koeken moet 
Pim kopen voor 
70 mensen?

Slide 34 - Open vraag

39 - Domein: getallen (antwoorddia)
Deze opdracht is weer concreter en duidelijker gemaakt door er een afbeelding aan toe te voegen. Bij een 2F opdracht hoeft deze afbeelding er niet bij, dan zou er in de tekst uitgelegd moeten worden dat er in 1 pak 8 koeken zitten.

Jellybeans:
0,5 kg voor 
€ 3,25

Max koopt 200 gram Jellybeans.
Hoeveel euro moet hij betalen?

Slide 35 - Open vraag

40 - Domein: meten & meetkunde
Leerlingen moeten weten dat 0,5 kg hetzelfde is als 500 g. Deze opdracht kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F.

Lees het recept.

Je hebt 540 ml water.
Hoeveel  ml siroop moet je erbij doen om hiervan limonade te maken?
Limonade

ingrediënten:
  • 180  ml water
  • 20 ml siroop
(voor 200 ml limonade)







Slide 36 - Tekstslide

41 - Domein: meten & meetkunde
Deze vraag moet op de volgende slide beantwoord worden.

200 ml limonade:
  • 180  ml water
  • 20 ml siroop
Je hebt 540 ml water.
Hoeveel ml siroop moet erbij om hier limonade van te maken?

Slide 37 - Open vraag

41 - Domein: meten & meetkunde (antwoorddia)
Deze opdracht kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F. Wel is het een vrij eenvoudige opdracht.
Lees de tabel.

Hoeveel procent van de leerlingen komt 
met de fiets naar school?
Hoe 600 leerlingen op school komen

Slide 38 - Tekstslide

42 - Domein: verbanden
Het antwoord op deze vraag moet in de volgende slide worden gegeven.


Er zijn in totaal 600 leerlingen. Hoeveel procent komt met de fiets naar school?

Slide 39 - Open vraag

42 - Domein: verbanden (antwoorddia)
De leerling dient te weten dat 150 25% van 600 is. Deze opdracht kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F.
Lees de tabel.

Fred krijgt 20% korting op alle artikel. 
Hoeveel euro moet hij betalen?   

Slide 40 - Tekstslide

43 - Domein: verhoudingen
Het antwoord op deze vraag moet in de volgende slide worden gegeven.

43 - Domein: verhoudingen
Fred krijgt 20% korting op alles. Hoeveel euro moet hij betalen?

Slide 41 - Open vraag

43 - Domein: verhoudingen (antwoorddia)
Rekenen met procenten kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F.
Om boeken mooi uit te kunnen stallen, zetten we ze rechtop in de boekenkast.

Kijk naar het plaatje hiernaast.
Hoeveel van dit soort boeken passen er in deze hele kast?



Slide 42 - Tekstslide

44 - Domein: meten & meetkunde
Deze vraag moet op de volgende slide beantwoord worden.
Hoeveel van dit soort boeken passen er in de hele kast?

Slide 43 - Open vraag

44 - Domein: meten & meetkunde (antwoorddia)
Deze opdracht kent wel degelijk een verschil ten opzichte van 2F. Er zijn weer afbeeldingen, inclusief afmetingen, bijgevoegd zodat de opdracht concreter en duidelijker wordt. De berekening daarna kent geen verschillen ten opzichte van  opdrachten op niveau 2F.
Luuk en Lisa lopen beiden
2 minuten.
Luuk legt in 2 minuten 59,3 m af en Lisa loopt in dezelfde tijd 57, 6 m.
Wat is het verschil tussen beide afstanden?



Slide 44 - Tekstslide

45 - Domein: meten & meetkunde
Deze vraag moet op de volgende slide beantwoord worden.
Luuk legt 59,3 m af en Lisa loopt 57,6 m.
Wat is het verschil tussen beide afstanden?
Noteer het aantal meters (m) voor de komma en centimeters (cm) achter de komma.

Slide 45 - Open vraag

45 - Domein: meten & meetkunde (antwoorddia)
Deze opdracht kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F.
           Je bent klaar!

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies