Meten en meetkunde

Hoeveel van dit soort boeken passen er in de hele kast?

1 / 21
volgende
Slide 1: Open vraag
Rekenen

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Hoeveel van dit soort boeken passen er in de hele kast?

Slide 1 - Open vraag

44 - Domein: meten & meetkunde (antwoorddia)
Deze opdracht kent wel degelijk een verschil ten opzichte van 2F. Er zijn weer afbeeldingen, inclusief afmetingen, bijgevoegd zodat de opdracht concreter en duidelijker wordt. De berekening daarna kent geen verschillen ten opzichte van  opdrachten op niveau 2F.
Luuk legt 59,3 m af en Lisa loopt 57,6 m.
Wat is het verschil tussen beide afstanden?
Noteer het aantal meters (m) voor de komma en centimeters (cm) achter de komma.

Slide 2 - Open vraag

45 - Domein: meten & meetkunde (antwoorddia)
Deze opdracht kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F.

Bram gebruikt 450 gram
boter. Hoeveel gram bloem
heeft hij dan nodig? Typ het getal.
De juiste verhoudingen voor koekjes zijn:
2 delen suiker
3 delen boter
4 delen bloem

Slide 3 - Open vraag

26 - Domein: meten & meetkunde (antwoorddia)
De standaardmaat voor gewicht die bij een 2A toets wordt gebruikt zijn grammen.  Leerlingen die een 2A toets maken moeten daarnaast ook kg en mg kennen. De leerlingen moeten in deze opdracht werken met een verhouding. Dit is geen verschil ten opzichte van 2F.   Bij opdrachten op niveau 2A is het wel belangrijk dat er een mooi rond getal uitkomt en er een voorbeeld bij staat.

Eva's snelheid: 18 km per uur
De afstand: 6 km
Hoeveel minuten doet Eva erover om van Haarlem naar Zandvoort te fietsen? Typ het getal.

Slide 4 - Open vraag

37 - Domein: meten & meetkunde (antwoorddia)
‘Rekenen met snelheid’ kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F. Wel zorg je ervoor dat er bij een opgave op niveau 2A hele minuten uitkomen.

Hoeveel kubieke meter
water past er in het bad?
Typ het getal.

Slide 5 - Open vraag

31 - Domein: meten & meetkunde (antwoorddia)
Ook deze opdracht is weer concreter en duidelijker gemaakt door de toevoeging van de afbeelding met daarbij de afmetingen. Bij een opgave op niveau 2F zou deze afbeelding ontbreken en zou deze informatie in de tekst verwerkt worden.

200 ml limonade:
  • 180  ml water
  • 20 ml siroop
Je hebt 540 ml water.
Hoeveel ml siroop moet erbij om hier limonade van te maken? Typ het getal.

Slide 6 - Open vraag

41 - Domein: meten & meetkunde (antwoorddia)
Deze opdracht kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F. Wel is het een vrij eenvoudige opdracht.

Eva's snelheid: 18 km per uur
De afstand: 6 km
Hoeveel minuten doet Eva erover om van Haarlem naar Zandvoort te fietsen?
37 - Domein: meten & meetkunde

Slide 7 - Open vraag

37 - Domein: meten & meetkunde (antwoorddia)
‘Rekenen met snelheid’ kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F. Wel zorg je ervoor dat er bij een opgave op niveau 2A hele minuten uitkomen.


Hoeveel houten blokjes passen maximaal in het krat?

Slide 8 - Open vraag

24 - Domein: meten & meetkunde
Ook dit is weer een mooi voorbeeld van een 2A opdracht. In de afbeeldingen staan de afmetingen van de objecten zodat het voor de leerlingen makkelijk is om te zien met welke getallen ze moeten rekenen. Deze afbeeldingen zouden op niveau 2F ontbreken, de informatie zou in de tekst worden verwerkt. Wel moeten de leerlingen hier dezelfde soort berekening uitvoeren als bij opdrachten op niveau 2F gangbaar is.

Bram gebruikt 450 gram
boter. Hoeveel gram bloem
heeft hij dan nodig? Typ het getal.
De juiste verhoudingen voor koekjes zijn:
2 delen suiker
3 delen boter
4 delen bloem

Slide 9 - Open vraag

26 - Domein: meten & meetkunde (antwoorddia)
De standaardmaat voor gewicht die bij een 2A toets wordt gebruikt zijn grammen.  Leerlingen die een 2A toets maken moeten daarnaast ook kg en mg kennen. De leerlingen moeten in deze opdracht werken met een verhouding. Dit is geen verschil ten opzichte van 2F.   Bij opdrachten op niveau 2A is het wel belangrijk dat er een mooi rond getal uitkomt en er een voorbeeld bij staat.
Hoeveel milliliter is 4 x 6 cl?

Typ het getal.

Slide 10 - Open vraag

28 - Domein: meten & meetkunde
‘Maten omrekenen’ kent geen specifieke verschillen met 2F. De eenheden L, dl, cl, ml kunnen voorkomen in een 2A toets.

Jellybeans:
0,5 kg voor 
€ 3,25

Max koopt 200 gram Jellybeans.
Hoeveel euro moet hij betalen?
Typ het getal.

Slide 11 - Open vraag

40 - Domein: meten & meetkunde
Leerlingen moeten weten dat 0,5 kg hetzelfde is als 500 g. Deze opdracht kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F.



Hoeveel houten blokjes passen maximaal in het krat?

Slide 12 - Open vraag

24 - Domein: meten & meetkunde
Ook dit is weer een mooi voorbeeld van een 2A opdracht. In de afbeeldingen staan de afmetingen van de objecten zodat het voor de leerlingen makkelijk is om te zien met welke getallen ze moeten rekenen. Deze afbeeldingen zouden op niveau 2F ontbreken, de informatie zou in de tekst worden verwerkt. Wel moeten de leerlingen hier dezelfde soort berekening uitvoeren als bij opdrachten op niveau 2F gangbaar is.

Eva's snelheid: 18 km per uur
De afstand: 6 km
Hoeveel minuten doet Eva erover om van Haarlem naar Zandvoort te fietsen?
37 - Domein: meten & meetkunde

Slide 13 - Open vraag

37 - Domein: meten & meetkunde (antwoorddia)
‘Rekenen met snelheid’ kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F. Wel zorg je ervoor dat er bij een opgave op niveau 2A hele minuten uitkomen.

Bram gebruikt 450 gram
boter. Hoeveel gram bloem
heeft hij dan nodig? Typ het getal.
De juiste verhoudingen voor koekjes zijn:
2 delen suiker
3 delen boter
4 delen bloem

Slide 14 - Open vraag

26 - Domein: meten & meetkunde (antwoorddia)
De standaardmaat voor gewicht die bij een 2A toets wordt gebruikt zijn grammen.  Leerlingen die een 2A toets maken moeten daarnaast ook kg en mg kennen. De leerlingen moeten in deze opdracht werken met een verhouding. Dit is geen verschil ten opzichte van 2F.   Bij opdrachten op niveau 2A is het wel belangrijk dat er een mooi rond getal uitkomt en er een voorbeeld bij staat.

Jellybeans:
0,5 kg voor 
€ 3,25

Max koopt 200 gram Jellybeans.
Hoeveel euro moet hij betalen?
Typ het getal.

Slide 15 - Open vraag

40 - Domein: meten & meetkunde
Leerlingen moeten weten dat 0,5 kg hetzelfde is als 500 g. Deze opdracht kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F.

Hoeveel milliliter is 4 x 6 cl?

Typ het getal.

Slide 16 - Open vraag

28 - Domein: meten & meetkunde
‘Maten omrekenen’ kent geen specifieke verschillen met 2F. De eenheden L, dl, cl, ml kunnen voorkomen in een 2A toets.

Bram gebruikt 450 gram
boter. Hoeveel gram bloem
heeft hij dan nodig? Typ het getal.
De juiste verhoudingen voor koekjes zijn:
2 delen suiker
3 delen boter
4 delen bloem

Slide 17 - Open vraag

26 - Domein: meten & meetkunde (antwoorddia)
De standaardmaat voor gewicht die bij een 2A toets wordt gebruikt zijn grammen.  Leerlingen die een 2A toets maken moeten daarnaast ook kg en mg kennen. De leerlingen moeten in deze opdracht werken met een verhouding. Dit is geen verschil ten opzichte van 2F.   Bij opdrachten op niveau 2A is het wel belangrijk dat er een mooi rond getal uitkomt en er een voorbeeld bij staat.

Eva's snelheid: 18 km per uur
De afstand: 6 km
Hoeveel minuten doet Eva erover om van Haarlem naar Zandvoort te fietsen?
37 - Domein: meten & meetkunde

Slide 18 - Open vraag

37 - Domein: meten & meetkunde (antwoorddia)
‘Rekenen met snelheid’ kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F. Wel zorg je ervoor dat er bij een opgave op niveau 2A hele minuten uitkomen.


Hoeveel houten blokjes passen maximaal in het krat?

Slide 19 - Open vraag

24 - Domein: meten & meetkunde
Ook dit is weer een mooi voorbeeld van een 2A opdracht. In de afbeeldingen staan de afmetingen van de objecten zodat het voor de leerlingen makkelijk is om te zien met welke getallen ze moeten rekenen. Deze afbeeldingen zouden op niveau 2F ontbreken, de informatie zou in de tekst worden verwerkt. Wel moeten de leerlingen hier dezelfde soort berekening uitvoeren als bij opdrachten op niveau 2F gangbaar is.
Hoeveel milliliter is 4 x 6 cl?

Typ het getal.

Slide 20 - Open vraag

28 - Domein: meten & meetkunde
‘Maten omrekenen’ kent geen specifieke verschillen met 2F. De eenheden L, dl, cl, ml kunnen voorkomen in een 2A toets.

Jellybeans:
0,5 kg voor 
€ 3,25

Max koopt 200 gram Jellybeans.
Hoeveel euro moet hij betalen?
Typ het getal.

Slide 21 - Open vraag

40 - Domein: meten & meetkunde
Leerlingen moeten weten dat 0,5 kg hetzelfde is als 500 g. Deze opdracht kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F.