Gelijke Kansen - 4C
1 / 20
Lesduur is: 40 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Waar hebben we het
vorige les over gehad?
vorige les over gehad?
Slide 4 - Woordweb
Wat is sociale ongelijkheid?
A
Mensen verschillen van elkaar door geld, kennis en kansen.
B
De maatschappelijke positie die je hebt.
C
Mensen verschillen van elkaar door opleiding en beroep.
D
Mensen verschillen van elkaar door afkomst en uiterlijk.
Slide 5 - Quizvraag
Het veranderen van maatschappelijke positie noemen we?
A
Kansarm.
B
Kansrijk.
C
Sociale mobiliteit.
D
Sociale ongelijkheid.
Slide 6 - Quizvraag
Heeft iedereen te maken met sociale mobiliteit? LEG UIT!
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Waarom hebben kinderen met ouders die geen Nederlands spreken, minder kansen dan kinderen met Nederlandssprekende ouders?
Slide 10 - Open vraag
Leg uit hoe Islam deze kinderen toch kon helpen.
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Video
Wat doen de organisaties Weekend Academie, Petje Af en de IMC Weekendschool?
Slide 13 - Open vraag
Waarom zijn deze organisaties belangrijk als het gaat om sociale mobiliteit/het krijgen van extra kansen?
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Hoe kun je veranderen van maatschappelijke positie?
A
Alle antwoorden zijn goed.
B
Hulp inschakelen van vrienden en familie.
C
Voor jezelf opkomen.
D
Met steun van de overheid.
Slide 17 - Quizvraag
Het veranderen van maatschappelijke positie noemen we?
A
Kansarm.
B
Sociale mobiliteit.
C
Kansrijk.
D
Sociale ongelijkheid.
Slide 18 - Quizvraag
Wat doet de overheid NIET om voor gelijke kansen te zorgen?
A
Bedrijven worden VERPLICHT om kansarme mensen aan te nemen.
B
Onderwijs is gratis of goedkoop.
C
Belastingvoordeel voor kansarme mensen.
D
Gratis schuldhulpverlening.
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de beste omschrijving van gelijkwaardigheid?
A
Iemands standpunt begrijpen.
B
We moeten elkaar respecteren.
C
We zijn in de basis gelijk aan elkaar.
D
Iemand accepteren zoals hij is.
