Quiz H4-6

Welke van de volgende inkoopvoorwaarden biedt de inkoper de mogelijkheid betaling van de factuur uit te stellen?
A
Betaling door inkoper houdt op geen enkele wijze afstand van rechten in.
B
Inkoper heeft het recht het bedrag te verminderen met bedragen, die leverancier is verschuldigd aan opdrachtgever.
C
Inkoper is gerechtigd de betaling op te schorten indien hij een tekortkoming in de zaken en de evt. installatie daarvan constateert.
1 / 15
volgende
Slide 1: Quizvraag
PersoneelsbeleidMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Welke van de volgende inkoopvoorwaarden biedt de inkoper de mogelijkheid betaling van de factuur uit te stellen?
A
Betaling door inkoper houdt op geen enkele wijze afstand van rechten in.
B
Inkoper heeft het recht het bedrag te verminderen met bedragen, die leverancier is verschuldigd aan opdrachtgever.
C
Inkoper is gerechtigd de betaling op te schorten indien hij een tekortkoming in de zaken en de evt. installatie daarvan constateert.

Slide 1 - Quizvraag

Van welke rechtshandeling is een voorbeeld van een 2 zijdige rechtshandeling?
A
Jan Albers en Karen sluiten een vervoersovereenkomst
B
Jan Albers plaats transportopdracht
C
Karin Speels plaats een zoekopdracht

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een overeenkomst
A
Een afspraak tussen twee of meer partijen. De partijen verbinden zich met elkaar over iets.
B
Een toezegging
C
Een annulering

Slide 3 - Quizvraag

Een overeenkomst komt voort uit een verbintenis. Klopt deze bewering?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen (1) verbintenis met opschortende voorwaarde en (2) verbintenis met ontbindende voorwaarde
A
(1) gaat pas in als aan de voorwaarde is voldaan, (2) eindigt als aan de voorwaarde wordt voldaan.
B
(1) eindigt als aan de voorwaarde wordt voldaan (2) gaat pas in als aan de voorwaarde is voldaan

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer ontstaat een overeenkomst?
A
Als je iemand een aanbod doet.
B
Als je een aanbod van iemand aanvaardt.
C
Als je een aanbod van iemand verwerpt.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het voordeel van een vrijblijvende offerte
A
Geen voordeel
B
Je moet het altijd accepteren
C
Ook na aanvaarding kan het nog worden herroepen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een contract?
A
Overeenkomst
B
mondeling vastgelegde overeenkomst
C
schriftelijk vastgelegde overeenkomst.

Slide 8 - Quizvraag

Op welke manier kan een aanbod vervallen?
A
Tijdsverloop
B
Verwerping
C
Herroeping
D
A, B en C

Slide 9 - Quizvraag

Wat is geen criteria van leverancierskeuze
A
Leveringsbetrouwbaarheid
B
Klachtenafhandeling
C
Prijs
D
Datum van oprichting

Slide 10 - Quizvraag

Wat is leveringsbetrouwbaarheid?
A
Zowel B, C en D
B
Op tijd leveren
C
Juiste kwaliteit leveren
D
Juiste verpakking, en de juiste documenten leveren

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een offerte?
A
Monstermateriaal
B
Oefenmateriaal
C
aanbod van een leverancier aan een klant, waaruit de laatste kan opmaken wat hij kan verwachten, tegen welke prijs en onder welke voorwaarden
D
Prijs

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen (1) vaste en een (2) vrijblijvende offerte
A
. 1 = aanbieding waar wel prijs wordt afgesproken maar niet hoe lang deze geldig is. 2 = aanbieding die bepaalde tijd geldig is.
B
1 = aanbieding die bepaald tijd geldig is. 2 = aanbieding waar wel prijs wordt afgesproken maar niet hoe lang deze geldig is.
C
Geen verschil

Slide 13 - Quizvraag

Hoe noem je een offerte waarbij al een kleine hoeveelheid van de aangeboden producten wordt meegestuurd?
A
Bemonsterde offerte
B
Pas offerte
C
Sample offerte

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een offerte aanvraag?
A
Vraag om een monster te sturen
B
Vraag om prijs
C
aanvraag bij een leverancier voor een offerte waarin duidelijk staat welke eisen je stelt aan de kwaliteit en de levertijd van het product.
D
Vraag om snel producten te leveren

Slide 15 - Quizvraag