Test Jezelf 3.3

We gaan Test Jezelf 3.3 maken!

En nu: 
Wat kwam er ook alweer in 3.3 voor?

Zorg dat je klaar zit om screenshots te maken van de theorie. 

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

We gaan Test Jezelf 3.3 maken!

En nu: 
Wat kwam er ook alweer in 3.3 voor?

Zorg dat je klaar zit om screenshots te maken van de theorie. 

Slide 1 - Tekstslide

Een schrijver heeft altijd een doel met zijn teksten. Hij wil de lezer iets leren, of hij wil de lezer plezier brengen. 

Iets nieuws leren noemen we: informeren

Plezier brengen noemen we: amuseren



(Er zijn nog twee tekstdoelen: overhalen en overtuigen. Deze komen later in het jaar terug.)
Als je dit plaatje ziet, mag je een screenshot maken - dit plaatje staat bij alle slides waar belangrijke informatie in staat 

Slide 2 - Tekstslide

Welk doel heeft de schrijver van een nieuwsbericht in een krant?
A
amuseren
B
informeren

Slide 3 - Quizvraag

Wij, als lezer, gebruiken verschillende manieren van lezen. 
Zoekend lezen - als je in een woordenboek aan het neuzen bent
Verkennend lezen - als je een tekst alvast bekijkt 
Nauwkeurig lezen - je leest elk woord (bij een leesboek bijv.)
Studerend lezen - wat je leest, wil je ook onthouden 

Slide 4 - Tekstslide

Welke manier van lezen gebruik je als je een boek leest?
A
zoekend
B
nauwkeurig
C
verkennend
D
studerend

Slide 5 - Quizvraag

Welke manier van lezen gebruik je voordat je een tekst gaat lezen?
A
zoekend
B
verkennend
C
nauwkeurig
D
studerend

Slide 6 - Quizvraag

Als je snel wilt weten waar een tekst over gaat, dan ga je verkennend lezen. 
Hiervoor zijn een paar stappen belangrijk: 

- je leest de titel en tussenkopjes
- je leest de inleiding 
- je leest het slot
- je bekijkt de plaatjes en de bron 

Nu heb je al een beeld van waar de tekst over zal gaan. Je hebt het onderwerp 'verkend'. 

Slide 7 - Tekstslide

Basis mag beginnen aan: 
3.3 Test Jezelf 

De rest doet nog mee met de LessonUp 

Slide 8 - Tekstslide

Wat weet je over de
inleiding van een tekst?

Slide 9 - Woordweb

Inleiding
De inleiding van een tekst staat altijd helemaal vooraan. Het is de eerste alinea. Soms is de inleiding dik gedrukt.

In de inleiding wordt het onderwerp van de tekst alvast aangekondigd. 

Slide 10 - Tekstslide

Bij nieuwsbegrip  is de inleiding altijd dik gedrukt 

Slide 11 - Tekstslide

Nog 1 keer: waaraan herken
je een alinea?
(er zijn drie manieren)

Slide 12 - Woordweb

Een alinea herken je op 3 manieren: 

1. er staat een witregel boven
2. het eerste woord loopt in (de regel begint niet bij de kantlijn)
(inspringen)
3. de laatste regel loopt niet helemaal vol 

Slide 13 - Tekstslide

Welke alinea noemen we het slot?
A
eerste
B
middelste
C
laatste

Slide 14 - Quizvraag


De inleiding is altijd de eerste alinea
Het slot is altijd de laatste alinea
De alinea's tussen de inleiding en het slot, noemen we de kern. Deze kern bestaat uit 3 alinea's. 

Slide 15 - Tekstslide

Een tekst kan een tweedeling hebben, of een driedeling. Dit kun je herkennen door goed naar de laatste alinea te kijken. 
Als de laatste alinea geen nieuwe informatie geeft, maar een conclusie of samenvatting, dan heeft de tekst een driedeling. Namelijk: inleiding, kern, slot. 

Staat er in de laatste alinea wel nieuwe info, dan is er geen slot en hoort die alinea nog bij de kern. Dan heeft de tekst maar twee delen: inleiding + kern

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de kernzin van een
alinea?

Slide 17 - Woordweb

De kernzin is de belangrijkste zin van een alinea. Hij staat meestal als eerste en soms als tweede zin in de alinea. 



De rest van de alinea geeft uitleg over de kernzin. Dat noemen we 'toelichting'. 

Slide 18 - Tekstslide

Piet heeft een nieuwe fiets. De fiets is blauw, met witte banden. Hij kreeg hem voor zijn verjaardag. 

In dit stukje tekst is de eerste zin de kernzin. Het belangrijkste is namelijk dat Piet een fiets heeft. En hoe die eruit ziet, of hoe hij eraan komt, dat is allemaal extra uitleg over die fiets. 

Slide 19 - Tekstslide

Wat bedoelen we met
'tegenstelling'?

Slide 20 - Woordweb

Het vorige hoofdstuk hadden we het over 'de opsomming'. Dit hoofdstuk leren we 'de tegenstelling'. 

De tegenstelling herken je onder andere aan het woordje 'maar': 

Ik wil wel afspreken, maar... 

Slide 21 - Tekstslide

Maken:  
Opdracht 20 t/m 23 + 26
Klaar?
Test Jezelf 3.3 



Neem de tijd, vergeet niet de screenshots en de lesstof erbij te pakken als je het niet meer weet. Dit is één van de lastigste onderdelen van hoofdstuk 3. 
Succes! 
timer
18:00

Slide 22 - Tekstslide