4B/K Grammar J Theme 5

4B & 4K
Grammar theme 5
Betrekkelijke bijzinnen (relative clauses) &
Compound and complex sentences

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4B & 4K
Grammar theme 5
Betrekkelijke bijzinnen (relative clauses) &
Compound and complex sentences

Slide 1 - Tekstslide

Betrekkelijke bijzinnen (relative clauses)
- Als je extra informatie of iets wilt geven, gebruik je een betrekkelijke bijzin. 

The men are heroes.
The men who put out the fire are heroes. 

Slide 2 - Tekstslide

Betrekkelijke bijzinnen (relative clauses)
- Meestal begint dit met who, which of that
We missed the train. 
We missed the train which goes to London. 

Who - personen
Which - dingen
That - bij personen, dieren en dingen. 
(That heeft dezelfde betekenis als who en which maar is informeler).

Slide 3 - Tekstslide

This is the bank
.........
was robbed.
A
who
B
which
C
that

Slide 4 - Quizvraag

Now you're just somebody ..... I used to know.
A
who
B
that
C
which

Slide 5 - Quizvraag

The people ...........
were in the bank were very frightened.
A
who
B
which

Slide 6 - Quizvraag

The dress ......... the movie star is wearing weighs about fifty pounds.
A
who
B
that
C
which

Slide 7 - Quizvraag

The woman ...... gave him the money was young.
A
who
B
which
C
that

Slide 8 - Quizvraag

Betrekkelijke bijzinnen (relative clauses)
Soms geeft een bijzin alleen extra informatie: je kunt de bijzin weglaten zonder dat de betekenis van de zin echt verandert. 
Je gebruikt dan nooit that, maar altijd who of which.

Franklin, who is my nephew, is younger than I am.
                       Franklin is younger than I am.
My car, which is almost falling apart, is the bane of my existence. 
                        My car is the bane of my existence. 

Slide 9 - Tekstslide

Betrekkelijke bijzinnen (relative clauses)
Soms is de bijzin nodig om te begrijpen over wie of wat de zin gaat. In zo’n bijzin kun je who, which of that vaak weglaten.

     This is the man (who) I saw in the park.
     Here is the hat (that) I bought in New York.

Slide 10 - Tekstslide

For now:
4B -> Grammar: do the grammar exercises 24 + 25 + Test Yourself ex. 1 - 4

4K -> Keep on listening

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

4K:
Do grammar: 25 + 26 + 27, Test yourself ex. 1 - 4

Slide 13 - Tekstslide