V1L woensdag 10 maart

V1L woensdag 10 maart
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

V1L woensdag 10 maart

Slide 1 - Tekstslide

Planning 10/3:
- intro: Nicolas Sarkozy
- l'adjectif (= bijv.nw. =herhaling)

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je leert over een bekende Franse politicus
- je herhaalt de theorie over het bijvoeglijk naamwoord in het Frans & past dit toe
- je leert in het Frans te zeggen wat jouw favoriete vak is

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

L'adjectif (bijv.nw)-herhaling

Slide 12 - Tekstslide

L'adjectif (het bijvoeglijk naamwoord)
In het Frans past het bijvoeglijk naamwoord zich aan het zelfstandig naamwoord aan. Kijk of dit woord enkelvoud, meervoud, mannelijk of vrouwelijk is en voeg de juiste letter(s) toe aan het bijvoeglijk naamwoord. Mannelijk enkelvoud is de basisvorm.

mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
+e
meervoud
+s
+es

Slide 13 - Tekstslide

La chaise est ...
A
petit
B
petite

Slide 14 - Quizvraag

Les 2 garçons sont ...
A
sportif
B
sportifs

Slide 15 - Quizvraag

Le monsieur est ...
A
grand
B
grande

Slide 16 - Quizvraag

L'adjectif (het bijvoeglijk naamwoord)
Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -e eindigt, komt er voor de vrouwelijke vormen geen -e bij!
Il est drôle / Elle est drôle

Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -s eindigt, komt er voor mannelijk meervoud geen -s bij!
Il est français / Ils sont français

Slide 17 - Tekstslide

L'adjectif (het bijvoeglijk naamwoord)
In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord in de regel achter het zelfstandig naamwoord. Zo kun je onthouden dat de KLEUREN en de NATIONALITEITEN altijd achter het zn komen:
De rode fiets = Le vélo rouge    Het Franse meisje =  La fille française

MAAR: de meest voorkomende, korte bijv nw (zoals grand en petit) komen ervoor.
De kleine tuin = Le petit jardin


Slide 18 - Tekstslide

C'est un vélo ...
A
vert
B
verte
C
verts
D
vertes

Slide 19 - Quizvraag

Marieke est une fille
A
hollandais
B
hollandaise

Slide 20 - Quizvraag

Quelle est la bonne phrase?
A
Paul a un grand jardin
B
Paul a un jardin grand

Slide 21 - Quizvraag

Quelle est la bonne phrase?
A
Ma tante est content
B
Ma tante est contente

Slide 22 - Quizvraag

Quelle est la bonne phrase?
A
Mon oncle est très fort
B
Mon oncle est très forte

Slide 23 - Quizvraag

Quelle est la bonne phrase?
A
Les 3 cochons petits
B
Les 3 petits cochons

Slide 24 - Quizvraag

Quelle est la bonne phrase?
A
La page premier
B
La page première
C
La premier page
D
La première page

Slide 25 - Quizvraag

Quelle est ta matière préférée ?

Ma matière préférée est ......

Slide 26 - Tekstslide

Merci & Au revoir!!

Slide 27 - Tekstslide