A3 oefenen grammatica en formuleren hst 3 en 4

Een mini-kennisquiz
Aan het einde van deze quiz weet je welke onderdelen je nog goed moet doornemen.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Een mini-kennisquiz
Aan het einde van deze quiz weet je welke onderdelen je nog goed moet doornemen.

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica zinsdelen hoofdstuk 3


Beknopte bijzinnen

Slide 2 - Tekstslide

In welke zin zie je een beknopte bijzin?

A
Meedrummend met de muziek viel ik van mijn fiets.
B
Na mijn argumentatie zei de docent dat ik gelijk had.

Slide 3 - Quizvraag

Op welke drie manieren kun je een beknopte bijzin vormen?

Slide 4 - Open vraag


Luid juichend vierden de supporters feest. 
Zij spraken af niet te laat naar huis te gaan.
Geërgerd door hun gegiechel stuurde de docent de meiden naar buiten. 

bekn. bz. met voltooid deelwoord

bekn. bz. met onvoltooid deelwoord

bekn. bz. met te + infinitief

gewone bijzin

Slide 5 - Sleepvraag

formuleren hoofdstuk 3
foutieve beknopte bijzin

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het verzwegen onderwerp in de zin: Werkend in de gymzaal maakten de examenkandidaten een examen.

Slide 7 - Open vraag

Goed of fout?
Hongerig thuisgekomen na de inspanning, smaakte de pastasalade heerlijk.
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quizvraag

Goed of fout?
Na een halfuur wachten in het bushokje, kwam de bus eindelijk aan.
A
fout
B
goed

Slide 9 - Quizvraag

Grammatica zinsdelen hoofdstuk 4

congruentie en inversie 

Slide 10 - Tekstslide

Waar denk je aan bij
'congruentie' en 'inversie'

Slide 11 - Woordweb

Deze antibiotica (werken) niet bij mensen die al vaker een kuur kregen.

Slide 12 - Open vraag

Een van de kinderen die met de bal (spelen), heeft schoenen met lampjes.

Slide 13 - Open vraag

Is er sprake van inversie in de zin:
Een beetje regen mag de pret niet drukken.
A
ja
B
nee
C
dat is afhankelijk van de context

Slide 14 - Quizvraag

Is er sprake van inversie in de zin:
Wie heeft Jim een klap gegeven?
A
ja
B
nee
C
dat is afhankelijk van de context

Slide 15 - Quizvraag

Morgenochtend ga ik aan mijn schoolwerk en ga ik 's middags sporten.
A
goede inversie
B
onjuiste inversie
C
dat is afhankelijk van de context

Slide 16 - Quizvraag

grammatica woordsoorten hoofdstuk 3

De woordsoort van 'wat'

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de woordsoort van wat?
Wie kan mij vertellen wat ik gisteren heb gedaan?
A
betr. vnw.
B
betr. vnw. m.i.a.
C
vr. vnw.
D
onbep. vnw.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de woordsoort van wat?
Wat de boer niet kent, eet hij niet.
A
betr. vnw.
B
betr. vnw. m.i.a.
C
onbep. vnw.
D
onbep. hoofdtelw.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de woordsoort van wat?
Iets wat je niet begrijpt, moet je vragen.
A
betr. vnw.
B
betr. vnw. m.i.a.
C
onbep. vnw.
D
onbep. hoofdtelw.

Slide 20 - Quizvraag

Grammatica woordsoorten hoofdstuk 4

De woordsoort van 'je' en 'het'

Slide 21 - Tekstslide


Tegenwoordig kun je nergens meer goedkoop je haren laten knippen.
A
pers. vnw.
B
bez. vnw.
C
wed. vnw.
D
onbep. vnw

Slide 22 - Quizvraag


Tegenwoordig kun je nergens meer goedkoop je haren laten knippen.
A
pers. vnw.
B
bez. vnw.
C
wed. vnw.
D
onbep. vnw

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de woordsoort van het?
Het is nog niet zeker dat Michel ook komt karten.
A
blw.
B
pers. vnw.
C
onbep. vnw

Slide 24 - Quizvraag