Maandag 19 april

Maandag 19 april
Aan het eind van de les:
- weet je wat een beknopte bijzin is;
- kun je een beknopte bijzin maken;
- weet je wat een foutief beknopte bijzin is;
- weet je hoe je een foutief beknopte bijzin kunt voorkomen. 
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Maandag 19 april
Aan het eind van de les:
- weet je wat een beknopte bijzin is;
- kun je een beknopte bijzin maken;
- weet je wat een foutief beknopte bijzin is;
- weet je hoe je een foutief beknopte bijzin kunt voorkomen. 

Slide 1 - Tekstslide

Maak zelf een zin met een beknopte bijzin. Denk eraan i.p.v. de pv en het ow staat er vaak een...

Slide 2 - Open vraag

Wat is fout in onderstaande zin?
Na een uur in de oven te hebben gestaan, smulden de gasten van de taart.

Slide 3 - Open vraag

En deze?
Deze ets van Picasso werd zoekend naar prenten van Van Gogh ontdekt.

Slide 4 - Open vraag

In de paragraaf Grammatica zinsdelen heb je geleerd dat een beknopte bijzin geen persoonsvorm en geen onderwerp heeft. Als de beknopte bijzin een bijwoordelijke bepaling is, moet het ‘denkbeeldige onderwerp’ van de beknopte bijwoordelijke bijzin hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin (hz):
Voorbeeld: 
Bij het theater aangekomen, was de voorstelling al begonnen. 
hz: was de voorstelling al begonnen
bz: bij het theater aangekomen

Vraag: 
- Wat is het ow van de hz en wat is het ow van de bz? 

Slide 5 - Tekstslide

Nog eentje:

Na drie uur overlegd te hebben, ging de staking bij Philips niet door. 

Vraag:
Wat is de hz?
Wat is dus de bz? 
Wat is het ow van de hz? 
Wat is het denkbeeldig ow van de bz?

Zo verbeter je een foutieve beknopte bijwoordelijke bijzin

Manier 1: Verander de beknopte bijwoordelijke bijzin in een ‘gewone’ bijzin met een persoonsvorm en een onderwerp.

Manier 2: Verander de hoofdzin en vul daarbij het denkbeeldige onderwerp van de beknopte bijzin in.

Slide 6 - Tekstslide

Na mijn mobiel te hebben opgeladen, was hij al naar 2 uur weer leeg.

Verbeter de bovenstaande zin.

Slide 7 - Open vraag

Aan de slag
Maak de startopdracht en opdracht 1 en 2 van hoofdstuk 3 (formuleren) 

Slide 8 - Tekstslide

De woordsoort van 'wat'. 
Benoem de onderstreepte woorden. Kies uit: vr.vnw, betr.vnw, betr.vnw m.i.a, onbep.vnw of onbep.hoofdtelw. Noteer achter (een) betrekkelijk(e) voornaamwoord(en) het antecedent.

Waarom wil je me niet vertellen wat er tussen jullie is voorgevallen?

Volgens mij is wat je nu gedaan hebt, echt ontoelaatbaar.

Heeft u misschien wat suiker voor me? Ik heb niets meer.

Griesmeel met bessensap is het lekkerste wat ik ooit bij mijn oma gegeten heb.


In deze zinnen staat telkens wat. In elke keer heeft het gebruik van wat een andere reden.

Uitleg: volgende dia. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Aan de slag...
Maak opdracht 1 en 2 van het onderdeel 'De woordsoort van wat' hoofdstuk 3. 

Slide 11 - Tekstslide