Herhalen thema 6 - basisstof 1 t/m 4 + 7&8

Oefentoets Thema 6
Voortplanting bij planten en dieren
Basisstof 1 t/m 4
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets Thema 6
Voortplanting bij planten en dieren
Basisstof 1 t/m 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze toets bestaat uit 42 vragen. 

Klik de plaatjes aan om ze te vergroten.

SUCCES!!


Slide 2 - Tekstslide

Insectenbloem
Windbloem
geen 
kroonbladeren
nectar
meeldraden
in de bloem
maken veel stuifmeel
geur
felgekleurde kroonbladeren
stuifmeel
kleverig

Slide 3 - Sleepvraag

Schuif de woorden naar de juiste plaats.
Helmknop
Zaadbeginsel
Stijl
Kelkblad
Stamper
Stuifmeel
Meeldraad

Slide 4 - Sleepvraag

Uit de bevruchte eicel ontstaat een ....................


Uit het zaadbeginsel ontstaat een         ....................


Uit het vruchtbeginsel ontstaat een       ....................

vrucht

kiem

zaad

Slide 5 - Sleepvraag

Kroonbladeren
Kelkbladeren
Meeldraad
Stamper

Slide 6 - Sleepvraag

Stijl
Stempel
Stamper
Vruchtbeginsel

Slide 7 - Sleepvraag

Deel A
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn.


Slide 8 - Tekstslide

Een stamper is een vrouwelijk voortplantingsorgaan van een bloem.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Insectenbloemen maken meer stuifmeelkorrels dan windbloemen.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Bij veel windbloemen steken de helmknoppen buiten de bloem uit.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Nummer 3 geeft een mannelijk voortplantingsorgaan aan.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Op plaats 3 kan bevruchting plaatsvinden.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Uit een vruchtbeginsel ontstaat een bevruchte eicel.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Een zaad bevat reservevoedsel voor een kiemplantje.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Deel B
Beantwoord de volgende open vragen.

Wanneer een nummer wordt gevraagd, typ dan alleen het cijfer in (bijv: '2' en niet 'bij nummer twee').

Slide 16 - Tekstslide

Deze bloemen maken veel stuifmeel
A
Insectenbloemen
B
Windbloemen

Slide 17 - Quizvraag

Hoe wordt het genoemd als
stuifmeel verplaatst wordt
via route 2.
A
Kruisbestuiving
B
Zelfbestuiving
C
Geen bestuiving
D
Pollensprong

Slide 18 - Quizvraag

Wat zie je hier?
Een...
A
Windbloem
B
Insectenbloem
C
Een lelijke bloem
D
Dit is geen bloem

Slide 19 - Quizvraag

In welke volgorde verloopt de voortplanting bij planten?
A
bestuiving, bevruchting, ontstaan van de stuifmeelbuis
B
bestuiving, ontstaan van de stuifmeelbuis, bevruchting
C
bevruchting, bestuiving, ontstaan van de stuifmeelbuis
D
bevruchting, ontstaan van de stuifmeelbuis, bestuiving

Slide 20 - Quizvraag

Bestuiving is het overbrengen van stuifmeelkorrels op de stempel van een andere plant. Wat moet hier nog aangevuld worden?

Slide 21 - Open vraag

Welke delen van een bloem zijn de
mannelijke voortplantingsorganen?

Slide 22 - Open vraag

Hoeveel vruchtbeginsels zijn er
in de afbeelding getekend?
(typ alleen het getal)

Slide 23 - Open vraag

Hoeveel zaadbeginsels zijn er in
de afbeelding getekend?
(typ alleen het getal)

Slide 24 - Open vraag

Is dit een stuifmeelkorrel van een windbloem
of van een insectenbloem?
Leg je antwoord uit.

Slide 25 - Open vraag

Met welk nummer is in deze afbeelding een mannelijk voortplantingsorgaan
aangegeven?

Slide 26 - Open vraag

Wat is de functie van deel 4?

Slide 27 - Open vraag

Is deel 3 groen of opvallend gekleurd?
A
groen gekleurd
B
opvallend gekleurd

Slide 28 - Quizvraag

Is deze bloem een windbloem of een insectenbloem?
A
windbloem
B
insectenbloem

Slide 29 - Quizvraag

Wordt in deze bloem nectar gemaakt?
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quizvraag

Bij welke bloemen zijn de stempels het grootst, bij windbloemen of bij insectenbloemen?
A
windbloemen
B
insectenbloemen

Slide 31 - Quizvraag

Geef twee voorbeelden van zaden van planten, die door de mens als voedsel worden gebruikt.

Slide 32 - Open vraag

Deel C
Beantwoord de volgende meerkeuzevragen.
Kies steeds het beste antwoord.

Slide 33 - Tekstslide

In welke delen van bloemen komen
zaadbeginsels voor?

A
alleen in de helmdraden
B
alleen in de helmhokjes
C
alleen in de vruchtbeginsels
D
in de meeldraden en in de stampers

Slide 34 - Quizvraag

Wat is de functie van deel P
in de afbeelding?
A
Het vormen van eicellen.
B
Het vormen van stuifmeelkorrels.
C
Het aanlokken van insecten.
D
Het beschermen van de bloem in de knop.

Slide 35 - Quizvraag

Is deel P in de afbeelding opvallend gekleurd?
En deel Q?
A
Alleen deel P is opvallend gekleurd.
B
Alleen deel Q is opvallend gekleurd.
C
Deel P en deel Q zijn beide opvallend gekleurd.
D
Geen van beide delen is opvallend gekleurd.

Slide 36 - Quizvraag

In de afbeelding gaat stuifmeel van de ene
bloem naar de andere bloem.
Bij welke pijl(en) is er sprake van bestuiving?

A
1, 2 en 3
B
1 en 2
C
alleen 1
D
2 en 3

Slide 37 - Quizvraag

Welke bloem is (of welke bloemen zijn) windbloem(en) in de afbeelding?
A
alleen bloem 3
B
alleen bloemen 1 en 2
C
alle drie de bloemen
D
geen van de drie bloemen

Slide 38 - Quizvraag

Bij welke bloemen zijn de kroonbladeren
meestal groen?
A
Alleen bij insectenbloemen.
B
Alleen bij windbloemen.
C
Zowel bij insectenbloemen als windbloemen.

Slide 39 - Quizvraag

Drie gebeurtenissen zijn:
1 De top van een stuifmeelbuis barst open.
2 Er vindt bestuiving plaats.
3 Er groeit een stuifmeelbuis uit een stuifmeelkorrel.
Wat is de juiste volgorde van deze gebeurtenissen?
A
1-2-3
B
2-1-3
C
2-3-1
D
3-1-2

Slide 40 - Quizvraag

Een bepaalde bloem bevat veel zaadbeginsels. In een van de zaadbeginsels bevindt zich een bevruchte eicel.

Heeft in deze bloem bestuiving plaatsgevonden?
En heeft in deze bloem bevruchting plaatsgevonden?

A
zowel bestuiving als bevruchting
B
alleen bestuiving
C
alleen bevruchting
D
geen bestuiving en geen bevruchting

Slide 41 - Quizvraag

Een bepaalde bloem bevat veel zaadbeginsels. In een van de zaadbeginsels bevindt zich een bevruchte eicel.

Wat ontstaat er uit de bevruchte eicel?

A
een kiem
B
een vrucht
C
een zaad

Slide 42 - Quizvraag

In de afbeelding is een kers getekend.
Bevat deze kers een of meer kiemen?


A
Nee, deze kers bevat geen kiemen.
B
Ja, deze kers bevat één kiem.
C
Ja, deze kers bevat meer dan één kiem.

Slide 43 - Quizvraag

Bruine bonen, sperziebonen en tomaten zijn groenten die worden gegeten.

Bij welke van deze groenten eet je de vruchten van een plant?

A
Alleen bij tomaten.
B
Alleen bij bruine bonen en sperziebonen.
C
Alleen bij sperziebonen en tomaten.
D
Bij bruine bonen, sperziebonen en tomaten.

Slide 44 - Quizvraag

In de afbeelding is een plant met twee bloemen
schematisch getekend. De pijlen geven manieren
aan waarop bestuiving kan plaatsvinden.
Bij welke van de pijlen is er sprake van kruisbestuiving?

A
Alleen bij pijl 1.
B
Alleen bij pijl 2.
C
Zowel bij pijl 1 als bij pijl 2.
D
Bij geen van beide pijlen.

Slide 45 - Quizvraag

Kunnen aan een plant met alleen mannelijke bloemen vruchten voorkomen?
En kan deze plant andere bloemen bestuiven?

A
Ja, kan vruchten maken en andere bloemen bestuiven
B
Ja, kan vruchten maken, maar geen andere bloemen bestuiven
C
Kan geen vruchten maken maar wel andere bloemen bestuiven
D
Kan geen vruchten maken en ook geen andere bloemen bestuiven

Slide 46 - Quizvraag

Kunnen aan een plant met alleen vrouwelijke bloemen vruchten voorkomen?
En kan deze plant andere bloemen bestuiven?
A
Ja, kan vruchten maken en andere bloemen bestuiven
B
Ja, kan vruchten maken, maar geen andere bloemen bestuiven
C
Kan geen vruchten maken maar wel andere bloemen bestuiven
D
Kan geen vruchten maken en ook geen andere bloemen bestuiven

Slide 47 - Quizvraag

Einde!
Je mag de toets inleveren.

Slide 48 - Tekstslide