Les 4 Drugs

Les 4. Drugs
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 4. Drugs

Slide 1 - Tekstslide

Welke soorten drugs ken je?

Slide 2 - Woordweb

Ik heb weleens drugs gebruikt. (lachgas is ook drugs)
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quizvraag

Experimenteren met drugs moet kunnen.
A
Eens
B
Oneens

Slide 4 - Quizvraag

Als je af en toe drugs gebruikt dan kan dat helemaal geen kwaad.
Eens
Oneens

Slide 5 - Sleepvraag

Sport
Drank
Drugs

Slide 6 - Sleepvraag

Tabak
Alcohol
Drugs
Sigaretten

Slide 7 - Sleepvraag

Ik kan het verschil tussen soft-drugs en hard-drugs benoemen.
A
Waar
B
Niet waar
C
Niet helemaal

Slide 8 - Quizvraag

Hard drug
Soft drug
Legale drug

Slide 9 - Sleepvraag

Wat zijn volgens jullie
populaire drankje?

Slide 10 - Woordweb

Drugs die in Nederland als drugs
worden beschouwd staan in de ............
A
Grondwet
B
Opiumwet
C
Wetboek van Strafrecht
D
Wetboek van Strafvordering

Slide 11 - Quizvraag

Welke drug is dit?
A
Wiet
B
Hasj
C
XTC
D
GHB

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een oppeppende drug?
A
hash
B
LSD
C
XTC

Slide 13 - Quizvraag

Drugs wordt beschouwd als drugs wanneer...
A
Het middel verslavend is
B
Het middel slecht is voor je lichaam en geest
C
Het middel op de opiumlijst staat
D
Je niet mag handelen in het middel

Slide 14 - Quizvraag

XTC is een ..........drugs?
A
verdovende
B
stimulerende
C
bewustzijnsveranderende
D
combinatie van meerdere

Slide 15 - Quizvraag

Welke van deze drugs valt er onder soft drugs?
A
Heroine
B
Hasj
C
Cocaine
D
Speed

Slide 16 - Quizvraag

Deze drugs heeft een bewustzijnsverruimend effect. Er zijn heel veel verschillende soorten van deze drug
A
XTC
B
Cocaïne
C
Heroïne
D
Paddo's

Slide 17 - Quizvraag

Drugs die gedoogd worden zijn..
(gedoogd: het bewust niet vervolgen van bepaalde strafbare handelingen)
A
Hasj
B
Cannabis
C
Weed (wiet)
D
XTC

Slide 18 - Quizvraag

Welke drug wordt ook wel 'date rape drug' genoemd?
A
GHB
B
Cocaïne
C
LSD
D
MDMA

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een verslaving?
A
Een verslaving betekent dat je het veel doet
B
Een verslaving betekent dat je gezin het niet leuk vind
C
Een verslaving betekent dat je het wekelijks doet
D
Een verslaving betekent dat je niet meer zonder kan

Slide 20 - Quizvraag

Les 4. Opdrachten
Werk de volgende opdrachten netjes uit.
Dit zijn inleveropdrachten. Bewaar ze dus goed en volledig uitgewerkt op de laptop.
Je vindt de opdrachten ook op blz. 10 van je reader.

Slide 21 - Tekstslide

Les 4 Opdracht 1
1. Roken. 
Wat is het?
Wat is het effect?
Hoe verslavend is het? 
Wat zijn de risico's?
Wat zijn de kosten? (verschillende voorbeelden zijn mogelijk)

Slide 22 - Tekstslide

Les 4 Opdracht 2
2. Hasj en wiet:
Wat is het?
Wat is het effect?
Hoe verslavend is het?
Wat zijn de risico's?
Wat zijn de kosten? (verschillende antwoorden mogelijk)

Slide 23 - Tekstslide

Les 4 Opdracht 3
3. Extacy: wat is het, wat is het effect? Hoe verslavend is het? Wat zijn de risico’s? En wat zijn de kosten?

Slide 24 - Tekstslide

Les 4 Opdracht 4
4. Cocaïne: wat is het, wat is het effect? Hoe verslavend is het? Wat zijn de risico’s? En wat zijn de kosten?

Slide 25 - Tekstslide

Les 4 Opdracht 5
5. Heroïne: wat is het, wat is het effect? Hoe verslavend is het? Wat zijn de risico’s? En wat zijn de kosten?

Slide 26 - Tekstslide

Les 4 Opdracht 6
6. Zoek uit van een bepaald Drugssoort in overleg met docent: wat is het, wat is het effect? Hoe verslavend is het? Wat zijn de risico’s? En wat zijn de kosten?

Slide 27 - Tekstslide

Les 4 Opdracht 7
7. Waar kun je in jouw gemeente terecht als je een probleem hebt met drugs? Wat voor soorten hulp zijn er, en wat houdt dat in?

Slide 28 - Tekstslide

Reflectieverslag onderdeel drugs
Schrijf een individueel reflectieverslag.
Geef in je reflectieverslag antwoord op de volgende vragen.
• Wat zijn de vier belangrijkste dingen die je over drugs hebt geleerd? Leg je antwoord steeds uit!
• Ga je zelf altijd verstandig om met drugs? Leg uit wat je wel en/of niet goed doet.
• Ben je van plan om anders met drugs om te gaan? Leg uit waarom wel / niet.

Slide 29 - Tekstslide