Nederlands week 13

Vrijdag, 27 maart 2020
N1M(H)
H5 Woordenschat - een bekend woorddeel zoeken.
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vrijdag, 27 maart 2020
N1M(H)
H5 Woordenschat - een bekend woorddeel zoeken.

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Lesdoel:
  • Je kunt de betekenis van een onbekend woorddeel met behulp van een bekend woorddeel     vinden.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Woordraadstrategieën
(welke kennen we nu al?)

Slide 4 - Woordweb

Woordraadstrategieën
H1  : Synoniem
H2 : Een omschrijving zoeken
H3 : Een voorbeeld zoeken
H4 : Een tegenstelling zoeken
H5 : Een bekend woorddeel zoeken

Slide 5 - Tekstslide

Synoniem voor mengen is
A
weggooien
B
knoeien
C
mixen
D
regelen

Slide 6 - Quizvraag

Synoniem voor:
verwijderen
A
laten zitten
B
doorlopen
C
weghalen
D
breder maken

Slide 7 - Quizvraag

Woordraadstrategie omschrijving:
De schrijver geeft al een omschrijving (definitie) van het woord.
- Mijn oma is geholpen aan staar, een aandoening waarbij de lens is vertroebeld.
- Misofonie, mensen die zich ergeren aan bepaalde, op zich onschuldige, geluiden, zoals luid ademen en harde muziek uit oordopjes.

Slide 8 - Tekstslide

Waar is dit een omschrijving van?
"Het is een woord voor een mens, dier, plant, ding of een naam."
A
bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
iets anders

Slide 9 - Quizvraag

Tegenstelling
Vies
A
kapot
B
schoon
C
thee
D
fruit

Slide 10 - Quizvraag

Tegenstelling
Vol
A
lang
B
zwart
C
vies
D
leeg

Slide 11 - Quizvraag

Tegenstelling
Koud
A
winter
B
zomer
C
regen
D
warm

Slide 12 - Quizvraag

Zoek naar een bekend woorddeel
Dat kan bij:
  1. Samengestelde woorden
    (thuiswerken, zorgpersoneel, coronamaatregelen...)
  2. Woorden met een voorvoegsel
    (ongewild, herinrichten...)
  3. Woorden met een achtervoegsel
    (draadloos, prikkelbaar...)

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht
Het voorvoegsel on- betekent niet of zonder.

Geef bij de volgende woorden aan of het woord niet of zonder betekent.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

onbegrip
A
niet
B
zonder

Slide 16 - Quizvraag

onbelangrijk
A
niet
B
zonder

Slide 17 - Quizvraag

ongeluk
A
niet
B
zonder

Slide 18 - Quizvraag

ongezond
A
niet
B
zonder

Slide 19 - Quizvraag

onhandig
A
niet
B
zonder

Slide 20 - Quizvraag

onrecht
A
niet
B
zonder

Slide 21 - Quizvraag

onschuld
A
niet
B
zonder

Slide 22 - Quizvraag

onvolledig
A
niet
B
zonder

Slide 23 - Quizvraag

Opdracht
Lees wat deze achtervoegsels betekenen:

- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Maak van de volgende woorden een nieuw woord met een achtervoegsel. 

Slide 24 - Tekstslide

adem

- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 25 - Open vraag

bedelen
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 26 - Open vraag

leugen
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 27 - Open vraag

raadsel
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 28 - Open vraag

oost
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 29 - Open vraag

smaken
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 30 - Open vraag

tekenen
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 31 - Open vraag

treuzelen
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 32 - Open vraag

Samenvatting
Je weet dat je de betekenis van moeilijke woorden kunt vinden door een bekend woorddeel te zoeken.

Dit kan bij:

  1. Samengestelde woorden (woorden die uit twee woorden bestaan.
  2. Woorden met een voorvoegsel (on-, her-, ...)
  3. Woorden met een achtervoegsel (-loos, -vol, ...)

Slide 33 - Tekstslide

Voor de volgende les... 
Zorg dat je al je bouwstenen van week 1,2 en 3 af hebt.
Je mag mij via it's learning of teams foto's sturen van je werk. 

Slide 34 - Tekstslide

Zou je vaker via LessonUp de les Nederlands willen volgen?
(A = Ja, graag! / B = Nee, dank je!)

A
Ja, graag!
B
Nee, dank je!

Slide 35 - Quizvraag