Examen

Verbanden oefenen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Verbanden oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
oorzaak-gevolg
middel-doel
uitspraak-reden
uitspraak-tegen-stelling
uitspraak-voorbeeld
doordat
want
Zo
daarmee
namelijk
echter
zodat
om te...
bijvoorbeeld

Slide 2 - Sleepvraag

Sleep de signaalwoorden naar de bijpassende signaalwoorden. 
opsomming
voorbeeld
tegenstelling
conclusie
onder andere
bovendien
kortom

daarom 
zo
dus
toch
ten eerste
echter 

Slide 3 - Sleepvraag

Sleep de verbanden naar de juiste signaalwoorden
maar, daarentegen
Bijvoorbeeld, neem nou
Ten eerste, als laatste, ABC
Eerst, vervolgens, daarna
Doordat, waardoor
Tijdsvolgorde
Oorzaak- gevolg
Opsomming
Tegenstelling
Voorbeeld

Slide 4 - Sleepvraag

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
voorwaarde
oorzaak - gevolg
tijdsvolgorde
indien
nadat
doordat
dadelijk
waardoor
tenzij

Slide 5 - Sleepvraag

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
samenvatting
echter
maar
ook
samenvattend
daarnaast
kortom

Slide 6 - Sleepvraag

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
middel-doel
oorzaak-gevolg
uitspraak-vergelijking
uitspraak-reden
waarmee
hetzelfde
doordat
zoals
om ... te
daarom
want
omdat

Slide 7 - Sleepvraag

Tekstdoelen oefenen

Slide 8 - Tekstslide

Tekstdoel is
A
activeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
informeren

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 10 - Quizvraag

Tekstdoel?
A
informatie geven
B
mening geven / overtuigen
C
overhalen
D
vermaken

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 12 - Quizvraag

Tekstdoel?
A
instrueren
B
amuseren
C
overtuigen
D
informeren

Slide 13 - Quizvraag

Tekstdoel?
A
informeren
B
activeren
C
instrueren
D
amuseren

Slide 14 - Quizvraag

Werkwoordspelling

Slide 15 - Tekstslide


Afgelopen weken (besteden)
we veel tijd aan werkwoordspelling
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 16 - Quizvraag

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!?
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 17 - Quizvraag

1) Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde

Slide 18 - Quizvraag

9) Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind
C
Vint
D
Vintd

Slide 19 - Quizvraag

werkwoordspelling
(worden) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?
A
word
B
wordt

Slide 20 - Quizvraag

werkwoordspelling
De jongens (begeleiden) gisteren de vrouw naar huis.
A
begeleiden
B
begeleidden
C
begeleidde
D
begeleden

Slide 21 - Quizvraag

WERKWOORDSPELLING
[vinden]
________ je moeder die bloemen mooi?

Slide 22 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord.
Joep […] (timen, tt) iedere dag hoelang hij met zijn huiswerk bezig is.
Werkwoordspelling 

Slide 23 - Open vraag

WERKWOORDSPELLING
[praten]
Ik ________ gisteren over mijn nieuwe diploma.

Slide 24 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord.
Het grootste deel van het gemeentelijk afval wordt […] (recyclen).
Werkwoordspelling 

Slide 25 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord.
Heeft jouw vader dat team echt zo lang […] (coachen)?
werkwoordspelling 

Slide 26 - Open vraag

(worden, tt) jij ook zo moe van werkwoordspelling?

Slide 27 - Open vraag

Mijn broertje (beheersen) de werkwoordspelling nog niet zo goed.

Slide 28 - Open vraag

Schrijven

Slide 29 - Tekstslide

Hoe sluit je een zakelijke brief af (slotformule)?

Slide 30 - Open vraag

Welke aanhef is goed?
A
Geachte P. Helder,
B
Geachte heer P. Helder,
C
Geachte heer Helder,

Slide 31 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een zakelijke brief (er zijn meerdere antwoorden goed)?
A
sollicitatiebrief
B
uitnodiging
C
brief aan je oma
D
klachtenbrief

Slide 32 - Quizvraag

De inleiding van een zakelijke brief mag met 'ik' beginnen.
A
Ja
B
Nee

Slide 33 - Quizvraag

Hoeveel alinea's moet je zakelijke brief minimaal hebben?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 34 - Quizvraag

Hoe begin je de aanleiding?
A
Ik schrijf dit artikel, omdat
B
Ik schrijf dit artikel na aanleiding van
C
Ik schrijf dit artikel omdat,
D
Ik schrijf dit artikel naar aanleiding van

Slide 35 - Quizvraag

Welke teksten moet je in je examen kunnen schrijven?
A
brief, e-mail, opstel
B
brief, e-mail, artikel
C
brief, verhaal, opstel
D
brief, verhaal, artikel

Slide 36 - Quizvraag

Uit hoeveel alinea's bestaat een artikel minimaal?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 37 - Quizvraag