Persoonsvorm tt en vt

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Verleden tijd sterke & zwakke werkwoorden

Verleden tijd zwakke werkwoorden

verleden tijd = geweest 

zwakke werkwoorden = hebben iets nodig in de verleden tijd 

Zwakke werkwoorden

1. maak de ik-vorm 

2. kies: +te of +de

3. meervoud? +n 

Sterke werkwoorden

Ze zijn 'zo sterk' dat ze zichzelf kunnen veranderen in de verleden tijd.

lopen > liepen

eten > aten

Suzan (luisteren) gisteren de hele dag naar de radio.

1. maak de ik-vorm

2. kies: +te of +de

3. meervoud? +n 

1. luisterde
2. luisterden
3. luisterte
4. luisterten

De scheidsrechter (staken) de wedstrijd vanwege
het onweer.

1. maak de ik-vorm

2. kies: +te of +de

3. meervoud? +n 

1. staakde
2. staakden
3. staakte
4. staakten

(proberen) jij me nu te bellen vanmorgen?

1. maak de ik-vorm

2. kies: +te of +de

3. meervoud? +n 

1. probeerde
2. probeerden
3. probeerte
4. probeerten

Tot mijn elfde (wonen) ik in Hoorn.

1. maak de ik-vorm

2. kies: +te of +de

3. meervoud? +n 

De kinderen (snoepen) van de slagroomtaart.

1. maak de ik-vorm

2. kies: +te of +de

3. meervoud? +n 

Vanmorgen (worden) er een pakketje bij ons bezorgd.

1. wordde
2. werd
3. worden
4. word

De verslaggever (beschrijven) de sportwedstrijd uitgebreid.

Wij (ondernemen) vroeger elk weekend iets leuks.

Aan de slag!

Taalverzorging H1: persoonsvorm tt en vt

1. maak de ik-vorm

2. kies: +te of +de

3. meervoud? +n