Paragraaf 2.1 - Het skelet [3]

2.1 Het skelet
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt de functies van het menselijk skelet noemen
  • Je kunt de botten van het menselijk skelet noemen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

2.1 Het skelet
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt de functies van het menselijk skelet noemen
  • Je kunt de botten van het menselijk skelet noemen

Slide 1 - Tekstslide

2.1 Het skelet
Waarvoor dient het skelet?

  • Stevigheid > door het skelet kun je rechtop staan en zitten
  • Vorm > je schedel geeft bijvoorbeeld vorm aan je hoofd
  • Bescherming > je borstkas beschermt tere organen zoals
    je hart en longen
    - je schedel beschermt je hersenen
  • Beweging > aan botten zitten spieren vast
    - dankzij je botten, spieren en gewrichten kun je bewegen



Slide 2 - Tekstslide

2.1 Het skelet
Waaruit bestaat het skelet?

  • Schedel > Alle botten in het hoofd

  • Wervelkolom > Ruggenwervels, heiligbeen en staartbeen

  • Borstkas > Borstwervels, ribben en borstbeen

  • Schoudergordel > Schouderbladen en sleutelbeenderen

  • Bekkengordel > Heupbeenderen en heiligbeen

Slide 3 - Tekstslide

2.1 Het skelet
  • Wat? Maken 2.1 – Opdracht 1 t/m 8
  • Hoe? Blz. 68 t/m 71
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 10 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 1 t/m 8 is af. 
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).

timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

2.1 Het skelet
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt beschrijven hoe botten gebouwd zijn en uit welke stoffen botten bestaan

Slide 5 - Tekstslide

2.1 Het skelet
Hoe zijn de botten/beenderen gebouwd?

Twee soorten beenderen:
  • Pijpbeenderen
    - zijn rond
    - dienen vooral voor stevigheid
    - bijv. opperarmbeen en dijbeen
  • Platte beenderen
    - zijn plat
    - dienen vooral voor bescherming
    - bijv. heupbeenderen, borstbeen, ribben en de botten van je schedel

Slide 6 - Tekstslide

2.1 Het skelet
Bouw van beenderen


  • Geel beenmerg > hierin zit vet opgeslagen
    - zit alleen in pijpbeenderen
  • Beenvlies > hierin zitten bloedvaten en zenuwen die in het bot groeien
  • Beenweefsel > zit onder het beenvlies
    - is het harde gedeelte van beenderen, beenweefsel heet ook wel bot
  • Kraakbeen > aan het uiteinde van beenderen
    - zorgt ervoor dat beenderen soepel langs elkaar kunnen bewegen

Slide 7 - Tekstslide

2.1 Het skelet
Waaruit bestaat been en kraakbeen?

  • Beenweefsel
    - bestaat uit beencellen
    - beencellen maken een stof die tussen de cellen zit > tussencelstof
    - in de tussencelstof zit kalk (hard) en lijmstof (buigzaam)
  • Kraakbeenweefsel
    - bestaat uit groepjes kraakbeencellen met daartussen een geleiachtige tussencelstof
    - de geleiachtige tussencelstof bestaat uit veel lijmstof en weinig kalk

Slide 8 - Tekstslide

2.1 Het skelet
  • Wat? Maken 2.1 – Opdracht 9 t/m 16
  • Hoe? Blz. 72 t/m 75
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 10 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 9 t/m 16 is af. 
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).

timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

2.1 Het skelet
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen hoe de samenstelling van je botten tijdens je leven verandert

Slide 10 - Tekstslide

2.1 Het skelet
Hoe verandert de samenstelling van botten
tijdens het leven?

  • Groeischijven > platte laagjes van kraakbeen
  • Kraakbeen is bot wat niet zo hard en stevig is
  • Groeischijven stoppen met groeien als kraakbeen verkalkt is
  • Verkalken is hard en stevig worden > kraakbeen wordt been (bot)
    - baby’s hebben veel kraakbeen, volwassenen hebben minder kraakbeen
    - daarom breken oudere mensen sneller iets dan jonge mensen
  • In verschillende botten komen groeischijven voor
  • Aan het eind van de puberteit is de lengtegroei gestopt


Slide 11 - Tekstslide

2.1 Het skelet
  • Wat? Maken 2.1 – Opdracht 17 t/m 21
  • Hoe? Blz. 76 t/m 77
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 10 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 17 t/m 21 is af. 
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).

timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide