2.1 De Griekse wereld 2021 DMB

De oude Grieken- 1000-500 v.C.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

De oude Grieken- 1000-500 v.C.

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt mbv het begrip polis uitleggen dat de Griekse wereld op bestuurijk gebied verdeeld was, maar op cultureel gebied verenigd.
  • Je kent 4 bestuursvormen die in Griekenland voorkwamen.
  • Je kunt beschrijven hoe de Atheense democratie werkte.
  • Je kunt uitleggen wat de ontwikkeling van wetenschappelijk denken van de Grieken inhield.
  • Je kunt uitleggen waar en waardoor de Griekse cultuur zich ook buiten Griekenland verspreidde.

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je van de oude Grieken?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

De Griekse stadstaten
  • Griekenland was geen staat, zoals Egypte.
  • Griekenland bestond uit ruim 200 stadstaten/ poleis.
  • Elke polis had zijn eigen wetten en bestuur.
  • De stadstaten hadden regelmatig ook oorlog met elkaar.
  • Maar de poleis hadden ook veel gemeenschappelijk zoals bijvoorbeeld taal, godsdienst en cultuur.

Slide 5 - Tekstslide

Griekse Stadstaten
  • Griekse cultuur was ook buiten Griekenland verspreid.
  • Door voedseltekorten (ontstaan door de bevolkingsgroei).
  • Gedeelte van de bevolking trok hierdoor weg.
  • Ze stichtten koloniën, waardoor de inwoners contact bleven houden met hun moedersteden.
  • Er ontstond aan de kust van de Middellandse Zee en de Zwarte Zee een netwerk van Griekse stadstaten.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Verschillende bestuursvormen
  • In het begin waren alle poleis een monarchie.
  • Later kwamen er meerdere regeringsvormen in de poleis.
  • Aristocratie, een regeringsvorm waarbij de edelen de macht in handen kregen. Het draaide niet alleen om de afkomst maar ook om de kwaliteiten op het slagveld.
  • Tirannie, een regeringsvorm waarbij een alleenheerser de macht naar zich toe had getrokken. Soms met toestemming van het volk maar vaker kwamen er wrede tirannen aan de macht, waardoor tirannie iets negatiefs werd.

Slide 8 - Tekstslide

De Atheense democratie
  • In Athene ontstond de eerste democratie.
  • Bij een democratie neemt het volk de politieke beslissingen.
  • Alleen vrije mannen hadden burgerschap, waren vrij en gelijk, en mochten dus politiek meebeslissen (stemmen en spreken).
  • Om mee te mogen beslissen moet je aanwezig zijn, directe democratie.
  • Om gelijkheid te bevorderen kon iedereen worden aangewezen om in de Raad van 500  (dagelijks bestuur) voor een jaar plaats te nemen.
  • Er was een loting voor een plaats in de Raad van 500.

Slide 9 - Tekstslide

Denken over natuur en gezondheid
  • De Grieken zagen in alle natuurverschijnselen goden, die verklaard werden door mythisch denken.
  • Hoe de goden zich gedroegen, omgingen met elkaar en met de mensen werd beschreven in myhten.
  • Bij ziektes en ander onheil offerden de Grieken aan de goden om het onheil af te wenden.

Slide 10 - Tekstslide

Denken over natuur en gezondheid
  • In de 6e eeuw vC ontwikkelde zich het wetenschappelijk denken. Sommige Grieken gingen op zoek naar logische verklaringen van verschijnselen. Deze Grieken noemen we filosofen.
  • Bekende filosofen zijn Hippocrates (geneeskunde) Pythagoras (wiskunde)
  • Filosofen nemen waar en onderzoeken om tot een conclusie te komen, dit is de basis van wetenschappelijk denken.

Slide 11 - Tekstslide

Denken over mens en samenleving
  • Filosofen stellen overal vragen over en proberen die te bewijzen door logische argumenten en bewijzen.
  • Sommige filosofen onderzoeken vooral de mens zelf.
  • Waar komt gedrag en karakter vandaan, was hun vraag.

Slide 12 - Tekstslide

Denken over mens en samenleving
  • In andere landen waren andere normen, waarden en gewoontes. Maar hielden begrippen als schoonheid, geluk en rechtvaardigheid dan wel hetzelfde?
  • Sokrates en Plato waren filosofen die de mens en hun gewoontes onderzochten.
  • Volgens Plato moest een polis worden bestuurd door een filosoof, omdat die voortdurend bezig was met de waarheid.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Huiswerk
Maken opdrachten:
Introductie 3A+3B
Opdrachten 1,2,3, en 8

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het Griekse woord voor stadstaat?
A
Aristocratie
B
Polis
C
Tirannie
D
Demagogie

Slide 17 - Quizvraag

Waarin leek Griekenland wel op een staat>
A
Gezamenlijke belasting
B
Gezamenlijke leider
C
Gezamenlijke cultuur
D
Gezamenlijke filosofie

Slide 18 - Quizvraag

Hoe heet de regeringsvorm waarin de macht aan edelen wordt gegund?
A
Monarchie
B
Tirannie
C
Democratie
D
Aristocratie

Slide 19 - Quizvraag

Wie hadden beslissingsrecht in Athene ?
A
Mannen
B
Vrouwen
C
Vreemdelingen
D
Slaven

Slide 20 - Quizvraag

Hoe kun je in de Raad van 500 komen?
A
Stemmen
B
Vriendjespolitiek
C
Aanwijzen
D
Loting

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een directe democratie?
A
Je moet aanwezig zijn bij een stemming
B
Je kan iemand anders voor je laten stemmen.
C
Je kiest 1x per jaar een vertegenwoordiger.
D
Je wordt bestuurd door edelen.

Slide 22 - Quizvraag