Herhalingsles B1B

Herhalingsles 1
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhalingsles 1

Slide 1 - Tekstslide

BS 1: steeds kleinere groepen
- Je kunt organismen indelen in hoofdgroepen en rijken.
- Je kunt de celkenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën.
- Je kunt de groepen noemen die ontstaan bij de verdere indeling van een rijk.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdgroep en rijken
Biologen gebruiken het volgende om organismen te ordenen: 
- kenmerken van cellen 
kenmerken van het DNA.

Organismen worden eerst in twee hoofdgroepen ingedeeld:
Prokaryoten en Eukaryoten

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdgroepen en rijken
Pro - karyoot= voorafgaand celkern                              eu - karyoot = cel met celkern

Prokaryoten --> organismen met cellen zonder celkern
Eukaryoten --> organismen met cellen met celkern

Slide 5 - Tekstslide

Celkenmerken
  • Celkern: prokaryoten hebben geen celkern, eukaryoten wel.
  • Celwand: dieren hebben het niet.
  • Bladgroenkorrels: alleen planten.

Slide 6 - Tekstslide

Eukaryoten

- Eencellig = organisme bestaat, maar uit 1 cel
 
- Meercellig = organisme bestaat uit 2 of meerdere cellen




Slide 7 - Tekstslide

Steeds kleinere groepen
Op basis van kenmerken worden steeds kleinere groepen gemaakt. 

D = Domein = hoofdgroep
DR, SK of GS
Drama, scheikunde of geschiedenis

Slide 8 - Tekstslide

Vertakkingsschema
De indeling van organismen in steeds kleinere groepen, kan je weergeven in een vertakkingsschema.
Voorbeeld:




stam
klasse
orde 

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kunt soorten en rassen onderscheiden

- Je kunt uitleggen dat de indeling van organismen berust op overeenkomst en verwantschap.


Slide 10 - Tekstslide

Soort
Organismen behoren tot dezelfde soort

  • Als ze nakomelingen kunnen maken
  • Als deze nakomelingen vruchtbaar zijn

Slide 11 - Tekstslide

Afrikaanse olifant
Indische olifant

Slide 12 - Tekstslide

Ras
Een soort kan uit verschillende rassen bestaan.
Bijvoorbeeld alle hondenrassen behoren tot de soort hond.

Slide 13 - Tekstslide

Honden
+
=
    Beagle                       Pug                              Puggle
                                                                  (kan voortplanten)

Slide 14 - Tekstslide

Afrikaanse olifant
Indische olifant

Slide 15 - Tekstslide

Variatie
Variatie = kleine verschillen tussen organismen binnen een soort.


Slide 16 - Tekstslide

Selectie

bruine slakken worden vaker opgegeten. groene slakken kunnen dus meer kinderen krijgen. Door selectie komen er minder bruine en meer groene slakken.

Selectie= het proces waarbij niet alle organismen van dezelfde soort hetzelfde aantal nakomelingen krijgen
Selectie

Slide 17 - Tekstslide

Evolutie
Soorten ontstaan door evolutie
Door variatie en selectie kunnen soorten langzaam veranderen. Evolutie: soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen.

Slide 18 - Tekstslide

DNA-sequencing
  • DNA-sequentie: volgorde van de basen in het DNA    (A, T, C, G)
  • DNA-sequencing: volgorde basen in kaart brengen
  • Hoe meer overeenkomstig DNA, hoe meer verwant soorten aan elkaar zijn

Slide 19 - Tekstslide

verwantschap
Hoe korter geleden er een gemeenschappelijke voorouder was, hoe meer overeenkomsten en verwantschap

Oftewel:
Meer verwantschap: meer overeenkomsten in het DNA
Minder verwantschap: minder overeenkomsten in het DNA

Slide 20 - Tekstslide

Welk soort is het meest verwant aan reptielen? En waarom?

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen
- Aan het einde van de les kunnen leerlingen uitleggen wat het begrip ‘symmetrisch’ betekent en de vormen hiervan benoemen.

- Aan het einde van de les kunnen de leerlingen het verschil uitleggen tussen een inwendig en uitwendig skelet.

- Aan het einde van de les kunnen de leerlingen aan de hand van plaatjes en kenmerken dieren indelen in de juiste stam van het dierenrijk.


Slide 23 - Tekstslide

Het dierenrijk
Belangrijke kenmerken bij indelen van dieren 
zijn:
  • symmetrie
  • Het skelet

Slide 24 - Tekstslide

Tweezijdig symmetrisch
Dieren die je, maar op één manier in twee gelijke helften kan verdelen.

Slide 25 - Tekstslide

Veelzijdig symmetrisch
Dieren die je op meerdere manieren in gelijke helften kan verdelen.

Slide 26 - Tekstslide

Niet- symmetrisch 
Dieren die je op geen enkele manier in twee gelijke helften kan verdelen.

Slide 27 - Tekstslide

1
2
3
4
5
6
timer
1:00

Slide 28 - Tekstslide

Dieren - skelet
Skelet= stevige delen die zorgen voor stevigheid en bescherming

       Inwendig skelet                        Uitwendig skelet                            Geen skelet

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

vragen
VRAGEN? 

Slide 33 - Tekstslide