Bloed

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesplanning
Je kunt benoemen wat de drie bestanddelen van bloed zijn.
Je kunt de functie van de verschillende bloedcellen benoemen
 







Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van bloed?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Bloed vormt het transportsysteem van ons lichaam. Het stroomt voortdurend om zuurstof en (voedings)stoffen aan weefsel te leveren en afvalproducten af te voeren.

Je bloed bestaat voor ongeveer de helft uit plasma. Bloedplasma bestaat voornamelijk uit vocht en eiwitten. De andere helft van je bloed bestaat uit bloedcellen, namelijk: rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes (trombocyten/bloedstolling)

Plasma is de bloedvloeistof die je bloedcellen door je lichaam vervoert. In plasma zitten allerlei nuttige stoffen opgelost, zoals zouten, glucose (suikers), hormonen en lipiden (vetten). Naast transport zorgt plasma ervoor dat je lichaam afkoelt als je het te warm hebt en opwarmt als je het te koud hebt. 
Bloed zorgt hoofdzakelijk voor het transport van stoffen door het lichaam.
 Het speelt een belangrijke rol in:

  • het regelen van de lichaamstemperatuur;
  • het handhaven van het evenwicht van uiteenlopende essentiële mineralen en vloeistoffen (elektrolytenbalans);
  • de aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen (zoals glucose, vitaminen, mineralen, vetten en eiwitten);
  • de afvoer van kooldioxide, toxinen en afvalproducten (zoals ureum);
  • het transport van chemische boodschappers (hormonen) en andere stoffen;
  • de bescherming van het lichaam tegen micro-organismen en vreemde stoffen (een functie van het immuunsysteem/ afweersysteem);
  • het handhaven van de bloedstolling.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Een volwassen mens heeft ongeveer vier tot zes liter bloed in zijn lichaam. Bloed bestaat uit vloeistof en cellen. De vloeistof waarin de cellen drijven heet plasma. Bloed bevat drie verschillende cellen: rode bloedcellen (erythrocyten), witte bloedcellen (leukocyten) en bloedplaatjes (trombocyten).

Plasma
Bloedplasma bestaat uit: Water, eiwitten, zouten, glucose, aminozuren, vetzuren, glycerol, vitaminen, 
hormonen en  
afvalstoffen 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Plasma is het vloeibare deel van het bloed. Het is meestal geel van kleur en bestaat voor 90 % uit water. De kleur van plasma kan soms veranderen. Dat komt doordat de samenstelling van plasma kan veranderen. Oestrogeen kan bijvoorbeeld een groene kleur aan het plasma geven en een vette maaltijd kan zorgen voor een oranje kleur.

Hoe worden bloedcellen gevormd?
A
In de longen door zuurstofopname.
B
In het beenmerg door stamcellen te differentiëren.
C
In de lever door ontgifting.
D
In de milt door afvalstoffen te filteren.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke beenderen hebben volwassenen nog rood beenmerg?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vorm, functies en plaats van de vorming van bloedcellen
  • Bloedcellen worden gevormd in het beenmerg van platte botten
  • Er zijn verschillende soorten bloedcellen, zoals rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Het rode beenmerg maakt de rode bloedcellen. IJzer, vitamine B12 en foliumzuur zijn nodig om erytrocyten aan te maken. 

Bij de afbraak van rode bloedcellen komt ijzer vrij. Dit ijzer wordt opgeslagen in de lever, milt en het beenmerg. Deze ijzervoorraad is voor de aanmaak van nieuwe rode bloedcellen. Naast ijzer komt ook bilirubine vrij. De lever moet via de gal bilirubine uitscheiden. Als dat niet lukt, worden je huid en oogwit geel (geelzucht).

Slide 13 - Tekstslide

In de rode bloedcellen zit hemoglobine, een soort eiwit wat ijzer bij zich heeft. Het hemoglobine geeft een rode kleur aan ons bloed. Rode bloedcellen vervoeren zuurstof uit de longen door het lichaam. Zuurstof plakt aan het hemoglobine en wordt zo naar de cellen vervoerd. Eenmaal bij de cellen aangekomen, laat zuurstof gemakkelijk los. De cellen van het lichaam hebben zuurstof nodig om hun werk te doen. Wanneer de cellen de zuurstof gebruiken komen er afvalstoffen vrij, zoals koolzuurgas. De rode bloedcel zorgt er ook voor dat die koolzuurgas weer naar de longen teruggaat en wordt uitgeblazen. Heeft ons bloed veel zuurstof dan is het helderrood, is er weinig zuurstof, dan is het donkerrood.

Wat is een andere naam voor rode bloedcellen?
A
Erytrocyten
B
Leukocyten
C
Trombocyten

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rode bloedcellen hebben een celkern.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen rode bloedcellen?
A
Vervoeren koolstofdioxide
B
Vervoeren voedingsstoffen
C
Vervoeren nitraat
D
Vervoeren zuurstof

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Witte bloedcellen
Wel een celkern

Afweer van het lichaam
ontsteking? > Meer leuko's
Drie groepen 
zijn leukocyten
Volgende pagina

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Granulocyten
( Neutrofiele) Granulocyten doden ziekteverwekkers d.m.v. fagocytose (~opeten).
Lysosomen zijn met enzym gevulde blaasjes die de ziekteverwekker binnenin de granulocyt afbreken.
Hierbij gaat de granulocyt ook dood en kan met de ziekteverwekker etter/pus vormen.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Monocyt -> macrofaag
Monocyten spelen een rol bij de reactie op antilichamen.

Belangrijke functie van de Monocyt is Fagocytose (opeten van de ziekteverwekker)
deze cel heeft ook een geheugenfunctie. Hierdoor presenteren ze pathogenen (ziekteverwekkers) aan de T-lymfocyten.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lymfocyten
  • B-lymfocyten
maken vooral antistoffen aan. Je lichaam gebruikt de antistoffen om de ziekteverwekkers aan te vallen en op te ruimen.

  • T-lymfocyten
T-lymfocyten geven de B-lymfocyten een zetje om harder aan het werk te gaan en virussen op te ruimen.


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedplaatjes
  • Worden gevormd in het beenmerg
  • Leven maar even
  • Plakken aan elkaar en de omgeving
  • Belangrijke rol bij stolling
  • Fibrinogeen (bloedstolling)
Ook wel Trombocyten

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Stollingseiwitten helpen bij de bloedstolling. Het belangrijkste stollingseiwit is fibrinogeen. Fibrinogeen wordt gemaakt in de lever. Bij een bloeding wordt fibrinogeen omgezet in fibrine. Fibrine vormt draden op de plaats waar de bloedvatwand is beschadigd. De bloedplaatjes klonteren daar samen en de fibrinedraden houden deze bloedplaatjes op hun plek. Zo vormt zich een stevige bloedprop om het gat in de bloedvatwand te dichten.

Welke bloedgroepen ken je?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
In Canvas staat de opdracht 'Begrippen Afweer herkennen'
Maak deze en lever in bij de opdracht in Canvas
Daarna kun je de 'Pas je kennis toe' opdrachten maken van leerpad 2.7 onderdeel B Bloed en samenstelling en C Afweer: soorten en functie

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies