4V Frans 13 januari - grammaire chapitre 2
1 / 20
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Waar zegt een bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
een werkwoord
B
een bijwoord
C
een zelfstandig naamwoord
D
de hele zin
Slide 4 - Quizvraag
Waar zegt een bijwoord iets over?
A
een werkwoord
B
een bijvoeglijk naamwoord
C
een zelfstandig naamwoord
D
de hele zin
Slide 5 - Quizvraag
Wat plak je achter een bijvoeglijk naamwoord om er een bijwoord van te maken?
Slide 6 - Open vraag
Maak een bijwoord van: poli
Slide 7 - Open vraag
Maak een bijwoord van: sportif
Slide 8 - Open vraag
Maak een bijwoord van: bon
Slide 9 - Open vraag
Maak een bijwoord van: récent
Slide 10 - Open vraag
Kies de juiste vorm. Serge Gainsbourg chante (beter)
A
meilleur
B
mieux
Slide 11 - Quizvraag
Kies de juiste vorm. (gelukkig) sa musique est populaire
A
heureux
B
heureuse
C
heureuxment
D
heureusement
Slide 12 - Quizvraag
Kies de juiste vorm. C'est un plat (typisch) Français.
A
typique
B
typiquement
Slide 13 - Quizvraag
Kies de juiste vorm: C'est un (goede) chanteur.
A
bon
B
bonne
C
bien
Slide 14 - Quizvraag
verdwijnen
liegen
willen
kennen
kunnen
vertrekken
dienen
uitgaan
voelen
slapen
pouvoir
partir
vouloir
dormir
connaitre
disparaitre
servir
mentir
sentir
sortir
Slide 15 - Sleepvraag
vervoeg: je, passé composé, servir
Slide 16 - Open vraag
vervoeg: ils, imparfait, pouvoir
Slide 17 - Open vraag
vervoeg: nous, futur, connaitre
Slide 18 - Open vraag
vervoeg: elle, présent, vouloir
