Krachten klas 4

Nask
4 BWI basis en kader
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NaskVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 6

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Nask
4 BWI basis en kader

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
Herhalen lesstof

Basis 1.1 en 1.2
kader 1.1, 1.2, 1.3

Slide 2 - Tekstslide

De vorige les
Krachten kunnen
-Voorwerpen laten bewegen

-Voorwerpen van vorm laten veranderen


-Voorwerpen van richting laten veranderen

Slide 3 - Tekstslide

Verschillende soorten kracht (F)
Spierkracht- alleen bij mensen en dieren
Veerkracht- verandert terug naar orginele vorm
Spankracht- kracht door strakgetrokken touw/kabel/ketting
Zwaartekracht- aantrekkingskracht van de aarde 
Wrijvingskracht- twee oppervlakten tegen elkaar aan
Magnetische kracht- aantrekken en afstoten
Electrische kracht- aantrekken en afstoten

Slide 4 - Tekstslide

Zwaartekracht 
De kracht waarmee de aarde aan jou lichaam trekt (Fz)
De eenheid hierbij is Newton (N)
Aan 100 gram trekt de aarde met 1 N 
Aan 1000 gram trekt de aarde met 10 N

Berekening (4BWI):
zwaartekracht (gewicht)= massa x aantrekkingskracht
Aantrekkingskracht is altijd 10 N/kg !!!

Slide 5 - Tekstslide

Krachten meten
Je kunt krachten meten met een veerunster.
De eenheid van kracht is Newton (N)

Slide 6 - Tekstslide

Zwaartekracht 
De kracht waarmee de aarde aan jou lichaam trekt (Fz)
De eenheid hierbij is Newton (N)

Berekening:
zwaartekracht (gewicht)= massa x valversnelling
Fz=mxg
Valversnelling is altijd 10!!!

Slide 7 - Tekstslide

Krachten tekenen
-Lengte pijl: grote kracht
-Richting pijl: richting kracht
-Start pijl: start kracht

Slide 8 - Tekstslide

Krachten samenstellen
Als twee krachten dezelfde kant opwerken, moet je ze bij elkaar optellen. Bijvoorbeeld:
Jordy en Sander duwen samen een blok vooruit, Sander duwt met een kracht van 400 N en Jordy met een kracht van 300 N. Met hoeveel kracht duwen ze tegen het blok aan?

Slide 9 - Tekstslide

Krachten samenstellen
Als twee krachten in tegengestelde richting werken moet je ze van elkaar aftrekken.
Bijvoorbeeld: Bram en Nigel zijn aan het touwtrekken. Bram trekt met een kracht van 500 N aan het touw en Nigel met een kracht van 600 N. Met hoeveel kracht verplaatst het touw zich?

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
Basis: maak de opdrachten van 1.1 en 1.2 af

Kader: Maak de opdrachten van 1.1, 1.2 en 1.3 af

Slide 11 - Tekstslide