pv - ond - wwg (hele zin!)
1. Steeds meer mensen maken legpuzzels als hobby.
2. De puppycursus begint om acht uur.
3. Op de wetenschapsmarkt zullen de leerlingen hun projecten presenteren.
4. Dat hadden we beter anders kunnen aanpakken.
5. Morgen zul je het alweer vergeten zijn.
6. Die internetstoring veroorzaakte allerlei problemen.
7. Je had het te veel ontvangen bedrag direct moeten terugstorten.
8. De oplichter was gevlucht met al het gestolen geld.
9. Dat droogt vanzelf wel weer op.