LJ1 - H6 Grammatica woordsoorten vz + bw

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

             Welkom

Wat gaan we vandaag doen?

- Uitleg over voorzetsels en bijwoorden.

- Oefenen

Wat ga je leren?

1. Voorzetsels herkennen en gebruiken.
2. Bijwoorden herkennen.

Voorzetsel

• Een woord is een voorzetsel als je het kunt plaatsen voor:
  

de kast

het feest

kastwoorden: 

• je kunt het voorzetsel voor 'de kast' zetten
  
• Op, naast, onder, in, tussen, voor

feestwoorden:

• je kunt ze voor 'het feest' zetten
• Tijdens, sinds, tot, vanwege

Wat is het voorzetsel in deze zin:


“Tijdens de wedstrijd was iedereen stil.”

1. Tijdens
2. De
3. Wedstrijd
4. Was

Wat is het voorzetsel in de zin?

'Hij liep hard tegen de tafelpunt aan.'

1. hard
2. tafelpunt
3. er staat geen voorzetsel in de zin
4. tegen

Welk voorzetsel hoort bij omgaan?

1. bij
2. met
3. naar
4. uit

Vul aan met een voorzetsel:
zorgen ...

Bijwoord

bijwoord

Geeft een plaats aan:  hier, daar, rechts, nergens...

Geeft een tijd aan: nu, soms, vanavond...

Geeft een (on)zekerheid aan: ongetwijfeld, vast, wel, misschien

Ontkenning: niet, nooit, nimmer, geenszins...

overige woorden: ook, graag, niet, misschien...

vraagwoorden: waar, wanneer, waarom, hoe, waardoor...

Bijwoord

Zegt iets over een ander woord dan het zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld een:

- Werkwoord: Jan liep hard.

- Bijvoeglijk naamwoord: Het kind heeft een heel mooi boek.

(een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig nw)

Bijwoord

Een bijwoord is niet hetzelfde als bijwoordelijke bepaling!!

Bijwoord = woordsoort

Bijwoordelijke bepaling = zinsdeel

Een bijwoordelijke bepaling bevat vaak een bijwoord

Voorbeelden

- Zij is een heel  aardige vrouw.

- Zij woont in het huis hiernaast.

- Zij zaten allemaal buiten.

- Misschien doe ik het.

Hij tekent een BIJZONDER mooie auto.

1. bijwoord
2. bijvoeglijk naamwoord

De pen zit IN de etui.

1. bijwoord
2. hulp ww
3. voorzetsel
4. zelfstandig naamwoord

Het GROENE bankje staat op het gras.

1. voorzetsel
2. aanwijzend vnw
3. bijwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Het groene BANKJE staat op het gras.

1. bijwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. lidwoord
4. persoonlijk vnw

het HELE groene bankje staat op het gras

1. bijwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. hulpwerkwoord

VANAVOND ga ik naar de film.

1. bijwoord
2. voorzetsel
3. bijv. nw
4. zelfst. nw

Ik kijk uit HET raam.

1. lidwoord
2. zelfstandig nw
3. aanwijzend vnw
4. bijwoord

Een bijwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

1. juist
2. onjuist

In de zin 'Hij tekent een heel mooie auto' is het woord HEEL een:

1. bijwoord
2. bijvoeglijk naamwoord