Politieke revoluties

De Verlichting
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

De Verlichting

Slide 1 - Tekstslide

Franse bestuur
  • Standensamenleving -> de maatschappij werd ingedeeld in groepen.
  • Er waren drie standen: geestelijkheid, adel en de 'derde stand'.
  • De eerste twee standen waren het rijkst en machtigst en zij hadden privileges-> = voorrechten. 
  • Koning had nog steeds absolute macht. 
  • Die privileges van de twee standen en de absolute macht van de koning samen heet het Ancien Régime. -> = het bestuur van vroeger.
  • 98% van de Fransen hoorden bij de derde stand. 
  • Zij waren niet tevreden met de standensamenleving -> arm/machteloos

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

De Verlichting

  • Logisch nadenken en de wereld beter begrijpen kon leiden tot verbetering van de wereld.
  • Er kwamen logische verklaringen voor natuurrampen.
  • Deze manier van denken, waarbij door met menselijk verstand de wereld verbetert kan worden, heet de Verlichting.
  • Verlichte denkers waren ook voor geloofsvrijheid. 
  • Ook hadden zij veel kritiek op de standensamenleving -> meer vrijheid.
  • Absolute vorsten waren hier niet blij mee en verboden boeken met kritiek op het bestuur of de kerk -> dit heet censuur. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Jean-Jacques Rousseau
  • Hij wilde Democratie 
  • Het volk moet de absolute macht hebben.

Slide 7 - Tekstslide

Charles de Montesquieu

  • Scheiding der machten
  • De macht moest in drie delen verdeeld worden.
  • Wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht. 

Slide 8 - Tekstslide

Voltaire
  • Kwam op voor mensenrechten.
  • Kritiek op de kerk.
  • Hij was een deïst -> = iemand die in god gelooft als de 'horlogemaker.' 

Slide 9 - Tekstslide

Wat ga je nu doen?

  • Je gaat bezig met  de vragen van paragraaf 1 (blz 110-115).
  • Dit mag je doen in rustig overleg met je buur. 
  • Bij vragen steek je je vinger op dan kom ik wel langs.
  • Tot 5 minuten voor het einde van de les.
  • Dit is huiswerk voor volgende week!
  • Klaar? Ga alvast leren voor paragraaf 1 of maak vast paragraaf 2. Ook mag je iets voor een ander vak doen. 

Slide 10 - Tekstslide

Vorige les
  • Hoe zag die standensamenleving er ook alweer uit?
  • Wat was ook alweer de verlichting? En noem nog eens een verlichte denker? 

Slide 11 - Tekstslide

Naar een revolutie...
  • Lodewijk XVI werd de nieuwe koning in Frankrijk.
  • Hij wilde nieuwe belastingen invoeren -> had hiervoor de goedkeuring nodig van de Staten-Generaal.
  • In 1789 kwam de Staten-Generaal dus bijeen. 
  • Derde stand had geen invloed en richtten hun eigen volksvertegenwoordiging op -> de Nationale vergadering.
  • De Eed op de kaatsbaan (20 juni 1789) -> vertegenwoordigers van de derde stand beloofden niet uiteen te gaan totdat er een nieuwe grondwet zou komen. 
  • Door deze actie kwamen ook mensen van de eerste en tweede stand die zich aansloten. 
  • Franse boeren en burgers komen in opstand en bestormden de Bastille op 14 juli 1789. -> Dit werd het begin van de Franse Revolutie. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Oorzaken en veranderingen van de revolutie

  • Ongelijkheid van het Ancien Regime.
  • Ontstaan van verlichte ideeën over de samenleving en bestuur. 
  • Geldtekort van de Franse staat.
  • Verklaring van de rechten van de mens en de burger -> belangrijke tekst over de grondrechten van elke Franse  burger.
  • 'Vrijheid, gelijkheid, broederschap.'
  • De nieuwe grondwet van 1791 -> scheiding in drie machten.
  • Veel edelen voelden zich bedreigd door de grondwet en vluchtten naar het buitenland. Ook de koning probeert dit in 1791. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Wat ga je nu doen?

  • Je gaat bezig met  de vragen van paragraaf 2 (blz 117-122).
  • Dit mag je doen in rustig overleg met je buur. 
  • Bij vragen steek je je vinger op dan kom ik wel langs.
  • Tot 5 minuten voor het einde van de les.
  • Klaar? Ga alvast leren voor paragraaf 2 of ga iets voor je PO doen. Ook mag je iets voor een ander vak doen. 

Slide 16 - Tekstslide

Vorige les
  • Welke nieuwe bestuursvorm richtte de derde stand in 1789 op?
  • Noem minimaal 2 oorzaken voor de Franse Revolutie. 

Slide 17 - Tekstslide

Wat is eigenlijk een revolutie?

Grote verandering in de samenleving (in korte tijd), vaak in de manier van het besturen van een land.

Slide 18 - Tekstslide

De Franse Revolutie
  • De vluchtpoging van de koning mislukt -> eind 1791.
  • Lodewijk XVI werd beschuldigd van landverraad -> gearresteerd en afgezet (en later ook onthoofd in 1793).
  • Revolutionairen waren de mensen die de revolutie in stand wilde houden.
  • Er waren gematigde en radicale revolutionairen. 
  • Gematigden -> wilden de samenleving veranderen, maar niet te veel.
  • Radicalen -> wilden snelle en grote veranderingen in de samenleving.

Slide 19 - Tekstslide

De Terreur
  • Gematigden waren de baas in de Nationale Vergadering.
  • Fransen waren er erg ontevreden over -> er veranderde te weinig.
  • Radicalen wilden daarom de macht grijpen onder leiding van Maximilien de Robespierre.
  • Zij zagen iedereen die gematigd was als de vijand. 
  • Iedereen die niet meewerkte, werd onder de guillotine gelegd. 
  • Dit noemen we ook wel de Terreur. 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wat ga je nu doen?

  • Je gaat bezig met  de vragen van paragraaf 2 (blz 117-122).
  • Dit mag je doen in rustig overleg met je buur. 
  • Bij vragen steek je je vinger op dan kom ik wel langs.
  • Tot 5 minuten voor het einde van de les.
  • Dit is huiswerk voor volgende week!
  • Klaar? Ga alvast leren voor paragraaf 2. Ook mag je iets voor een ander vak doen. 

Slide 22 - Tekstslide

Vorige les
  • Er waren twee verschillende revolutionairen. Welke twee groepen waren dat?
  • Welke van de twee groepen zorgde voor de Terreur? Wie stond daar aan de leiding van?

Slide 23 - Tekstslide

Onrust in de Republiek
  • Onrust in de Republiek  -> door rijke regenten en stadhouder (Willem V).
  • Patriotten (ontevreden burgers) tegen de Oranjegezinden (aanhangers van de stadhouder).
  • Willem V wordt in 1785 verjaagd door de patriotten. 
  • Frederik Willem II werd opgeroepen om te helpen -> de koning van Pruisen. 
  • De Pruisische soldaten waren voor de patriotten te sterk. 

Slide 24 - Tekstslide

Bataafse Revolutie
  • In 1795 krijgen de patriotten hulp van de Fransen. 
  • De Republiek werd nu, de Bataafse Republiek.
  • Ook hier komt een Nationale Vergadering.
  • Grondwet van 1798: Alle burgers krijgen grondrechten en voorrechten van adel en geestelijkheid worden afgeschaft. 
  • De Republiek werd een eenheidsstaat. 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Wat ga je nu doen?

  • Je gaat bezig met  de vragen van paragraaf 3 (blz 123-129).
  • Dit mag je doen in rustig overleg met je buur. 
  • Bij vragen steek je je vinger op dan kom ik wel langs.
  • Tot 5 minuten voor het einde van de les.
  • Dit is huiswerk voor volgende week!
  • Klaar? Ga alvast leren voor paragraaf 3. Ook mag je iets voor een ander vak doen. 

Slide 28 - Tekstslide

Vorige les
  • Welke twee groepen stonden tegenover elkaar in de Republiek?
  • De Republiek werd een eenheidsstaat. Wat bedoelen we hiermee? 

Slide 29 - Tekstslide

De Fransen in ons land
  • Veel onenigheid onder de bestuurders.
  • Leidt tot staatsgrepen. 
  • De Fransen wilden meer dan alleen 'helpen'.
  • De Fransen moesten hun positie in Europa versterken.
  • In 1799 moesten de Fransen aanvallen op de Republiek afslaan.
  • De Republiek was niet blij met de Fransen.
  • De Fransen zorgden voor meer grip op het bestuur.
  • En in 1806 namen de Fransen ons land officieel over.

Slide 30 - Tekstslide

Wat ga je nu doen?

  • Je gaat bezig met  de vragen van paragraaf 3 (blz 123-129).
  • Dit mag je doen in rustig overleg met je buur. 
  • Bij vragen steek je je vinger op dan kom ik wel langs.
  • Tot 5 minuten voor het einde van de les.
  • Dit is huiswerk voor volgende week!
  • Klaar? Ga alvast leren voor paragraaf 3. Ook mag je iets voor een ander vak doen. 

Slide 31 - Tekstslide

Vorige lessen
  • Wat was ook alweer de Terreur? En wie zorgde ook alweer voor die Terreur?

Slide 32 - Tekstslide

Voor Napoleon
  • In 1794 komt een einde aan de Terreur.
  • Er kwam weer een bestuur die alleen rijke burgerij inspraak gaf.
  • De ellende was niet voorbij -> voedselprijzen stegen en belastingen werden verhoogd.
  • Burgers waren wederom ontevreden.
  • Ze hadden weer weinig invloed -> sommigen wilden zelfs weer een koning. 
  • Toen kwam er een sterke generaal -> Napoleon Bonaparte.

Slide 33 - Tekstslide

Napoleon aan de macht
  • In 1799 pleegt Napoleon een staatsgreep.
  • Hij maakte gelijk een nieuwe grondwet en nieuw wetboek.
  • Alle burgers kregen inspraak in het bestuur.
  • Maar daar was niks van terug te zien!
  • Hij maakt zelf de wetten en besliste zelf over oorlog -> dictatuur.
  • Hij bleef alsnog erg populair door al zijn overwinningen.
  • In 1804 kroonde hij zichzelf tot keizer van Frankrijk.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Wat ga je nu doen?

  • Je gaat bezig met  de vragen van paragraaf 4 (blz 130-136).
  • Dit mag je doen in rustig overleg met je buur. 
  • Bij vragen steek je je vinger op dan kom ik wel langs.
  • Tot 5 minuten voor het einde van de les.
  • Dit is huiswerk voor volgende week!
  • Klaar? Ga alvast leren voor paragraaf 4. Ook mag je iets voor een ander vak doen. 

Slide 36 - Tekstslide

Vorige les
  • Er kwam een man in Frankrijk aan de macht, dit was ........ Hij pleegde een staatsgreep in ......., waardoor hij aan de macht kwam.  Hij maakte een nieuwe ..... en wetboek. Alle burgers kregen inspraak in het bestuur, maar in werkelijkheid had alleen de leider de macht. Het was meer een ......

Slide 37 - Tekstslide

Er kwam een man in Frankrijk aan de macht, dit was Napoleon Bonaparte Hij pleegde een staatsgreep in 1799, waardoor hij aan de macht kwam. Hij maakte een nieuwe grondwet en wetboek. Alle burgers kregen inspraak in het bestuur, maar in werkelijkheid had alleen de leider de macht. Het was meer een dictatuur.

Slide 38 - Tekstslide

Napoleon vs Groot Britannië
  • Hij wilde de macht van Frankrijk nog meer vergroten. 
  • Hij kreeg grote delen van Europa in zijn macht.
  • Groot-Brittannië was alleen te machtig, na de slag bij Trafalgar (1805) geeft Frankrijk het op.
  • Ze gaan zich focussen op andere landen.
  • Ze gaan tegen de Britten een economische oorlog voeren. 
  • Ze verboden alle handel tussen het vasteland en GB (1806).
  • De Russen weigerden hier aan mee te werken (1810). 

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Ondergang van Napoleon
  • Frankrijk besluit in 1812 Rusland aan te vallen. 
  • De Russen lokten Napoleons leger steeds verder Rusland in.
  • Daar was het ongelofelijk koud en de soldaten stierven van kou, honger en ziektes. -> als gevolg hiervan trekt Napoleon zich terug. 
  • Daaruit komt de tegenaanval vanuit zijn vijanden. 
  • In 1813 wordt hij verslagen en verbannen naar het eiland Elba.
  • Hij ontsnapt en keert terug en hij bouwt een nieuw leger op.
  • Bij de Slag bij Waterloo (1815) verliest hij opnieuw en wordt hij verbannen naar een ander eiland, Sint Helena. 

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Wat ga je nu doen?

  • Je gaat bezig met  de vragen van paragraaf 4 (blz 130-136).
  • Dit mag je doen in rustig overleg met je buur. 
  • Bij vragen steek je je vinger op dan kom ik wel langs.
  • Tot 5 minuten voor het einde van de les.
  • Dit is huiswerk voor volgende week!
  • Klaar? Ga alvast leren voor paragraaf 4. Of maak paragraaf 5 of 7. Ook mag je iets voor een ander vak doen. 

Slide 45 - Tekstslide

Vorige les
  • Napoleon kreeg de macht. Wat deed hij met deze macht?
  • Waar ging hij uiteindelijk ten onder? 

Slide 46 - Tekstslide

Napoleon in ons land
  • In 1806 maakte hij van de Bataafse Republiek een koninkrijk.
  • Zijn broer, Lodewijk Napoleon, werd de koning.
  • Zijn broer hielp te weinig in de oorlog tegen GB en hij werd na 4 jaar ook weer afgezet. 
  • Daarna werd ons land een provincie van Frankrijk.
  • Alle burgers kregen een achternaam en Nederlanders moesten leger in.
  • Er kwam een burgerlijke stand -> = een lijst waarop allerlei gegevens over de burgers genoteerd staat.  

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Video

Naar een land zonder Napoleon
  • Veel verzet vanuit Nederland tegen Napoleon.
  • Dat kwam door hoge belastingen en dat de handel met GB stillag. 
  • Na het verlies van Napoleon in 1813 kwamen de Nederlanders in opstand. 
  • De zoon van Willem V werd de eerste koning van Nederland. 
  • Koning Willem I, in het Koninkrijk der Nederlanden (1815).  

Slide 49 - Tekstslide

Wat ga je nu doen?

  • Je gaat bezig met  de vragen van paragraaf 5 of 7 (blz 137-146).
  • Dit mag je doen in rustig overleg met je buur. 
  • Bij vragen steek je je vinger op dan kom ik wel langs.
  • Tot 5 minuten voor het einde van de les.
  • Dit is huiswerk voor volgende week (dus of 5 of 7)!
  • Klaar? Ga alvast leren voor de toets. Of maak de andere paragraaf. Ook mag je iets voor een ander vak doen. 

Slide 50 - Tekstslide