Het is alleen een lidwoord als het bij een zelfstandig naamwoord hoort
Een is alleen een lidwoord als je het uitspreekt als 'un'
Slide 4 - Tekstslide
Het bleef de hele dag regenen.
'Het' is hier wel/geen bepaald lidwoord
A
Wel
B
Geen
Slide 5 - Quizvraag
Ik heb een nieuwe auto gekocht
'Een' is hier wel/geen onbepaald lidwoord
A
Wel
B
Geen
Slide 6 - Quizvraag
Heb jij een van de medewerkers gezien?
'Een' is hier wel/geen onbepaald lidwoord
A
Wel
B
Geen
Slide 7 - Quizvraag
Zelfstandig naamwoord
Mensen, dieren, dingen, planten, gevoelens, etc.
1. Je kunt er de, het of een voor zetten
2. Het heeft vaak een verkleinwoord
3. Het heeft vaak een meervoud
Slide 8 - Tekstslide
Zelfstandig naamwoord eigennaam
Namen van mensen/bedrijven/plaatsen/etc.
Te herkennen aan een hoofdletter
Jan, Lyceum Elst, Arnhem, Nike
Slide 9 - Tekstslide
Let op!
Niet alle woorden met een hoofdletter zijn een zelfstandig naamwoord eigennaam
1. Soms krijgt een woord een hoofdletter, omdat het aan het begin van de zin staat
2. Soms krijgt een bijvoeglijk naamwoord een hoofdletter, omdat het is afgeleid van een plaats: de Amerikaanse auto.
Slide 10 - Tekstslide
Welke zelfstandig naamwoorden zie je in deze zin?
Ik heb de afwas gedaan en het vuilnis buiten gezet.
Slide 11 - Open vraag
Welke zelfstandig naamwoorden zie je in deze zin?
Het is mijn doel om vaker te gaan sporten in de sportschool.
Slide 12 - Open vraag
Bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord
Het mooieeendje zwemt in de gracht.
De eend is mooi (een BN kan dus ook achter het ZN staan)
Slide 13 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord kun je ook weglaten:
Het eendje zwemt in de gracht.
Slide 14 - Tekstslide
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het materiaal waarvan iets gemaakt is en eindigt vaak op -en
De gouden ring
Maar: de plastic tas (zonder -en)
Slide 15 - Tekstslide
Welke (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden zie je in de volgende zin?
De houten bank is oud.
Slide 16 - Open vraag
Welke (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden zie je in de volgende zin?
De geleerde professor is naar de lange bijeenkomst geweest.
Slide 17 - Open vraag
Werkwoorden
Zelfstandig werkwoord: het werkwoord dat de handeling aangeeft
vb. De boer gaat zijn kippen voeren. Voeren = handeling
1 werkwoord in de zin = zww
Hulpwerkwoord: alle werkwoorden die je kan weglaten
Slide 18 - Tekstslide
Het stappenplan
Stap 1. Kijk hoeveel werkwoorden er in de zin staan
1 werkwoord? > ZWW
2+ werkwoorden? > één ZWW , de rest HWW
Stap 2. Welk werkwoord geeft de handeling aan? Weet je het niet?
Vervang dan de persoonsvorm door het tweede werkwoord in de zin. Klopt de zin nog? Dan was de persoonsvorm een hww. Herhaal dit tot je het werkwoord overhoudt dat je niet kan weglaten, omdat dan de betekenis van de zin niet meer klopt.
Slide 19 - Tekstslide
Welke werkwoorden zie je in de zin? De zon begon heerlijk te schijnen vanmorgen.
Slide 20 - Open vraag
Wat is het zelfstandig werkwoord in deze zin? De zon begon heerlijk te schijnen vanmorgen.
Slide 21 - Open vraag
Wat is het zelfstandig werkwoord in de zin? Hij zal zeker lopend naar school gaan.
A
zal
B
lopend
C
gaan
D
geen
Slide 22 - Quizvraag
Wat is het zelfstandig werkwoord in de zin? Hij zou graag willen gaan zwemmen vandaag.
A
zou
B
willen
C
gaan
D
zwemmen
Slide 23 - Quizvraag
Wat is het zelfstandig werkwoord in de zin? Ik kan er geen goede verklaring voor vinden.