In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Leidende vraag 2
Slide 2 - Tekstslide
kenmerkende aspecten (opdracht)
Slide 3 - Tekstslide
herhaling
Verdrag van Versailles
Bezetting Ruhrgebied / Hyperinflatie
Dawesplan
Beurskrach
Nieuw: nationaal socialisme
Slide 4 - Tekstslide
Verdrag van Versailles
A
1919
B
1914
C
1918
D
1929
Slide 5 - Quizvraag
Wat stond niet in het verdrag van Versailles
A
Duitsland mocht maar een leger van 100.000 man hebben.
B
Het Rijnland moest gedemilitariseerd worden.
C
Duitsland moest enorme schuldbetalingen doen aan de geallieerden.
D
Duitsland werd verdeeld in Oost- en West Duitsland
Slide 6 - Quizvraag
Waarom werd de Vrede van Versailles in Duitsland ‘het Dictaat van Versailles’ genoemd?
A
Omdat de Duitsers boos waren dat zij als enige hun leger moesten inkrimpen
B
Omdat de Duitsers blij waren dat de oorlog eindelijk voorbij was
C
Omdat de Duitsers blij waren dat zij niet als enige de schuld kregen
D
Omdat de Duitsers boos waren dat zij niet bij de onderhandelingen betrokken waren
Slide 7 - Quizvraag
Na de Eerste Wereldoorlog verloren veel Duitse burgers het vertrouwen in hun regering. Kies de antwoorden die uitleggen hoe dat komt.
A
De regering had het voor Duitsland vernederende Verdrag van Versailles getekend. Veel Duitse burgers waren daar kwaad om.
B
De regering legde de bevolking erg strenge wetten op. Toen Duitsland nog een keizer had, had de bevolking veel meer vrijheid.
C
De regering had de Republiek van Weimar veroverd. Dat was volgens veel Duitsers onverstandig, omdat het waarschijnlijk tot wraak van de geallieerden zou leiden.
D
De regering nam weinig effectieve maatregelen tegen de economische crisis.
Slide 8 - Quizvraag
Leerdoel
Onderwerp: Hyperinflatie en Dawesplan
Slide 9 - Tekstslide
Het Dawesplan was niet
A
maakte Amerikaanse leningen mogelijk
B
beëindigde de bezetting van het Ruhrgebied
C
leidde tot herstel van de economie in Duitsland
D
De toestemming aan Duitsland om te herbewapenen
Slide 10 - Quizvraag
Het Dawesplan
A
was een reactie op de Spartacus opstand
B
werd door Hitler afgewezen
C
betekende het verergeren van de crisis na de beurskrach
D
betekende voor Duitsland een verdieping van de crisis
Slide 11 - Quizvraag
Dawesplan
A
1919
B
1924
C
1933
D
1998
Slide 12 - Quizvraag
Wat was het gevolg van het Dawesplan?
A
massale werkloosheid
B
opkomst van Hitler en NSDAP
C
verbeterde economische situatie
D
hyperinflatie
Slide 13 - Quizvraag
Wanneer schreef Hitler 'Mein Kampf'?
timer
0:45
A
1921
B
1923
C
1924
D
1925
Slide 14 - Quizvraag
Wat schreef Hitler NIET in 'Mein Kampf'?
A
Duitsland moet groter worden
B
De Vrede van Versailles moet worden afgeschaft
C
Duitsland streeft naar meer gelijkheid
D
Duitsland heeft grondstoffen nodig
Slide 15 - Quizvraag
Hoe is de hyperinflatie ontstaan?
A
Het Ruhrgebied werd bezet
B
De economie was slecht
C
Er werd massaal geld bij gedrukt
D
Geld werd niets waard
Slide 16 - Quizvraag
Wat was de bierkellerputsch
A
communistische revolutie
B
staatsgreep van Mussolini
C
staatsgreep van de nazi's
D
schoonmaken van de bierkelder
Slide 17 - Quizvraag
Waardoor werd deze hyperinflatie veroorzaakt?
A
Doordat er geld werd bijgedrukt om de herstelbetalingen te voldoen
B
Doordat het Ruhrgebied werd bezet en er gestaakt werd
C
Doordat het geld in waarde verminderde
D
Doordat de Duitse wapenindustrie niet meer draaide
Slide 18 - Quizvraag
Wie werd zwaarder getroffen door deze hyperinflatie?
A
Mensen met spaargeld
B
Mensen met schulden
Slide 19 - Quizvraag
De Duitse bevolking reageerde verdeeld op het Dawesplan. Noem: 1. een economisch argument van de voorstanders van het Dawesplan en 2. een politiek argument van de tegenstanders van het Dawesplan.
Slide 20 - Open vraag
Herhaling Beurskrach
Slide 21 - Tekstslide
Wanneer was de beurskrach
A
1929
B
1925
C
1933
D
1919
Slide 22 - Quizvraag
Wat is een van de oorzaken van de Beurskrach?
A
Duitsland heeft te grote schulden
B
Amerikanen lenen te veel
C
Amerikanen verkopen massaal hun aandelen
D
Amerikanen kochten massaal aandelen
Slide 23 - Quizvraag
Wat is een kenmerk van de NSDAP? Maak de zin af:
De NSDAP is een partij …
A
...die voor een dictatuur is
B
...die voor samenwerking met de communisten is
C
...die voor vrijheid van meningsuiting is
D
...die voor vrije verkiezingen is
Slide 24 - Quizvraag
Wat is past NIET bij de NSDAP?
A
Antisemitisme
B
Geweld is goed
C
Herstelbetalingen
D
Een leider over de nationaal socialisten
Slide 25 - Quizvraag
Wat was de Beurskrach van 1929?
A
Revolutie in de Verenigde Staten tegen de leningen aan Duitsland
B
Plotselinge daling van de aandelenkoersen.
C
Revolutie in Duitsland tegen de terugbetalingen.
D
Plotselinge stijging van de aandelenkoersen.
Slide 26 - Quizvraag
De NSDAP was:
A
tegen het Dawesplan vanwege politieke redenen
B
voor het Dawesplan vanwege politieke redenen
C
tegen het Dawesplan vanwege economische redenen
D
voor het Dawesplan vanwege economische redenen
Slide 27 - Quizvraag
Opdracht in tweetallen
Vouw een a4tje door de helft.
Zoek kenmerken van fascisme en schrijf deze op een A4.
Zoek kenmerken van nationaal-socialisme.
Zoek kenmerken van communisme en zet die in de laatste kolom.
Slide 28 - Tekstslide
Klaar?
Ga verder met je verdiepen in de leerstof die je nog niet goed beheerst.
Liever oefenen? Scroll door..
Huiswerk: Rond je samenvatting van leidende vraag 2 af.
Slide 29 - Tekstslide
De partij van Hitler, NSDAP, werd na de Eerste Wereldoorlog opgericht. Noem drie dingen waar de NSDAP boos over was.
Slide 30 - Open vraag
Gebruik bron 1 (dubbel klik om te vergroten) Een bewering: 'Door de economische crisis kreeg Hitler extra veel steun van arbeiders en werklozen.' Is deze bewering juist of onjuist? Licht je keuze toe met behulp van de bron.
Slide 31 - Open vraag
De foto's die Willy Römer tussen 1919 en 1933 maakte in Berlijn, brengen verschillende factoren in beeld die hebben geleid tot de ondergang van de Republiek van Weimar. Licht dit toe door bij elke foto: − een punt van kritiek op de leiders van de Republiek van Weimar te noemen en − aan te geven op welke wijze dit in de foto zichtbaar wordt.