05. Toets contactdag 5

Wat is in een erf geregeld ten aanzien van voetgangers?
A
In deze situatie laat de auto de voetganger voorgaan.
B
De voetganger moet de auto voor laten gaan.
C
De voetganger moet op het trottoir lopen.
D
In een erf mogen voetgangers de weg over de volle breedte gebruiken.
1 / 31
volgende
Slide 1: Quizvraag
VerkeersopleidingenBeroepsopleiding

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Wat is in een erf geregeld ten aanzien van voetgangers?
A
In deze situatie laat de auto de voetganger voorgaan.
B
De voetganger moet de auto voor laten gaan.
C
De voetganger moet op het trottoir lopen.
D
In een erf mogen voetgangers de weg over de volle breedte gebruiken.

Slide 1 - Quizvraag

Wat is hier de maximumsnelheid?
A
30 km/u
B
Stapvoets dus ± 5 km/u
C
15 km/u

Slide 2 - Quizvraag

Waar mag je in deze straat parkeren?
A
Overal, zowel links als rechts en op een oprit.
B
Alleen in vakken met een letter ‘P’ erin en op een oprit.
C
Alleen voor een in- of uitrit , en naast een vak met de letter ‘P’.

Slide 3 - Quizvraag

Welke afwijkende regels gelden binnen een erf?
A
De snelheid, het parkeren en in- en uitrit.
B
Plaats op weg voor voetgangers, de snelheid en het parkeren.
C
Plaats op weg, snelheid en parkeren.

Slide 4 - Quizvraag

Welke rijstrook mag je vlak voor en op een rotonde gebruiken?
A
In Nederland alleen de rechter.
B
Linker en rechter rijstrook.
C
Dat is niet geregeld.

Slide 5 - Quizvraag

Mag u de rode auto inhalen?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Welke andere of afwijkende regels gelden vlak voor en op rotondes?
A
Plaats op weg en verplichte rijrichting.
B
Parkeren, rijrichting en inhalen.
C
Plaats op weg, verplichte rijrichting en inhalen.

Slide 7 - Quizvraag

Moet u de voetganger voor laten gaan?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Moet u de voetganger voor laten gaan?
A
Ja
B
Nee, haar voet is nog niet op de v.o.p.

Slide 9 - Quizvraag

Moet u de bestuurder van de scootmobiel voor laten gaan?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Moet u de voetganger voor laten gaan?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Moet de voetganger voor worden gelaten?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

U wilt rechtdoor, moet u de brandweerauto voor laten gaan?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

In een weiland waar een landweggetje doorloopt, houdt een hobbyboer herten op zijn land. Welk bord moet er geplaatst zijn?
A
Beide borden.
B
Het linker bord.
C
Het rechter bord.

Slide 14 - Quizvraag

Je ziet dat de tram hier is gestopt. Waar hou je rekening mee?
A
Dat hij zo weer weg kan rijden.
B
Mensen die nog snel willen instappen.
C
Uitstappende passagiers.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is bepaald ten aanzien van het slepen in de afbeelding?
A
De afstand moet minimaal 5 meter zijn.
B
De afstand mag maximaal 5 meter zijn.
C
Boven 5 meter moet de sleepkabel voorzien zijn van een rode vlag.

Slide 16 - Quizvraag

U wilt zo slepen.
Mag dat?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Wat is bepaald bij de bijzondere manoeuvres wegrijden, motorvoertuigen inhalen, de doorgaande rijbaan oprijden en verlaten, van rijstrook wisselen en zijdelings verplaatsen?
A
Dat dit vlot en veilig moet gebeuren.
B
Bij deze manoeuvres moet je een teken met de hand of met de richtingaanwijzer geven.
C
Het overige verkeer moet je voor laten gaan en je moet richting aangeven.

Slide 18 - Quizvraag

U gaat rechtdoor. Moet u de autobus voor laten gaan?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Noem alle bijzondere manoeuvres.

Slide 20 - Open vraag

U probeert uw nieuwe uitlaatsysteem zonder de decibel-killer.
Mag dat?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Waar en hoe moet je een gevarendriehoek plaatsen?
A
Op 30 meter afstand in de rijrichting achter het voertuig.
B
Op 50 meter afstand in de rijrichting voor het voertuig.
C
Op 30 meter afstand van het voertuig en in de richting van het verkeer waarvoor het voertuig gevaar oplevert.
D
Op 50 meter afstand in de rijrichting achter het voertuig.

Slide 22 - Quizvraag

U krijgt hier pech met uw motor. Hoe moet u de gevarendriehoek plaatsen?
A
Op 30 meter afstand in de rijrichting voor het voertuig.
B
Op 50 meter afstand in de rijrichting voor het voertuig.
C
Motorvoertuigen op 2 wielen hoeven geen gevarendriehoek te plaatsen.

Slide 23 - Quizvraag

Passagiers jonger dan …. jaar en korter dan …. meter moet u vervoeren in een kinderbeveiligingsmiddel.
A
12 jaar en 1,55 meter.
B
16 jaar en 1,45 meter.
C
18 jaar en 1,35 meter.

Slide 24 - Quizvraag

U rijdt in een oldtimer en deze is niet voorzien van veiligheidsgordels. U vervoert uw kind van 2 jaar in een loszittende Maxi-Cosi. Mag dit ?
A
Ja, oldtimers zijn een uitzondering op de regel voor het dragen van gordels.
B
Nee, kinderen onder de 3 jaar mogen niet zonder een in het voertuig aanwezige gordel vervoerd worden met uitzondering van de (lijn)bus.
C
Nee, kinderen tot 18 jaar, korter dan 1,35 meter mogen niet zonder een in het voertuig aanwezige gordel vervoerd worden met uitzondering van de (lijn)bus.

Slide 25 - Quizvraag

Is het verboden staand vervoerd te worden in het verkeer?
A
Ja, dit mag nooit.
B
Nee, dit mag in bijvoorbeeld een T100 bus.
C
Nee, niet altijd. Dit mag bijvoorbeeld in autobussen waarin het vervoer van staande passagiers is toegestaan.

Slide 26 - Quizvraag

Wat geldt ten aanzien van kinderen in taxi`s?
A
Passagiers jonger dan 18, korter dan 1,35m. mogen alleen op de achterbank zonder kinderbeveiligingsmiddel.
B
Passagiers jonger dan 12, korter dan 1,35m. mogen alleen op de achterbank zonder kinderbeveiligingsmiddel.
C
Als ouder ben u verplicht een kinderbeveiligingsmiddel te verzorgen als u gaat reizen met een taxi.

Slide 27 - Quizvraag

U vervoert uw kind in een kinderzitje. Bent u verplicht de airbag aan de passagierszijde uit te schakelen?
A
Ja, altijd.
B
Alleen als het kinderzitje voorwaarts geplaatst is.
C
Alleen als het kinderzitje achterwaarts geplaatst is.

Slide 28 - Quizvraag

Moet u voor het besturen van een brommobiel zonder gesloten carrosserie een helm dragen?
A
Ja, voor een brommobiel zonder gesloten carrosserie is dit verplicht.
B
Ja, voor een brommobiel zonder gesloten carrosserie is dit verplicht, tenzij er een gordel aanwezig is en deze gebruikt wordt.
C
Nee, dit hoeft nooit.

Slide 29 - Quizvraag

U vervoert 3 kinderen onder de 18 jaar, korter dan 1,35m. U kunt slechts 2 kinderbeveiligingsmiddelen monteren. Mag u zo gaan rijden?
A
Nee, iedere passagier jonger dan 18 jaar, korter dan 1.35 moet in een kinderbeveiligingsmiddel.
B
Ja, zolang het 3e kind op de achterbank zit en minstens 5 jaar oud is.
C
Ja, zolang het kind dan wel een gordel draagt en minstens 3 jaar oud is.

Slide 30 - Quizvraag

Mag u rijdend achter het stuur een tablet raadplegen?
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quizvraag