Bijzondere manouvres
1 / 37
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wie moet je voor laten gaan als je een uitrit verlaat?
A
Allen weggebruikers
B
Allen weggebruikers behalve voetgangers
C
Alleen bestuurders van motorvoertuigen
Slide 2 - Quizvraag
Je passagiers stapt uit. Moet hij de gehandicapte voor laten gaan?
A
Ja
B
Nee
Slide 3 - Quizvraag
Je rijdt hier achteruit. Mag dat?
A
Ja
B
Nee
Slide 4 - Quizvraag
Je wilt wegrijden. Moet je de voetganger die wilt oversteken voor laten gaan?
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quizvraag
Moet je de auto wilt wegrijden voor laten gaan?
A
Ja
B
Nee
Slide 6 - Quizvraag
Je parkeert hier. Moet je de voetganger voor laten gaan?
A
Ja
B
Nee
Slide 7 - Quizvraag
Je wilt rechtsaf. Moet je de voetganger voor laten gaan?
A
Ja
B
Nee
Slide 8 - Quizvraag
Bij welk verkeersbord of borden is het toegestaan om te keren?
A
Bord A
B
Bord A en B
C
Bord C
Slide 9 - Quizvraag
Wie mogen binnen een erf de weg over de volle breedte gebruiken
A
Alle bestuurders
B
Alle weggebruikers
C
Voetgangers
Slide 10 - Quizvraag
Je wilt rechtsaf. Moet je de fietser voor laten gaan?
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quizvraag
Je wilt rechtsaf. Moet je de fietser voor laten gaan
A
Ja
B
Nee
Slide 12 - Quizvraag
Wordt iemand op skeelers beschouwd als een bestuurder?
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quizvraag
Welke invloed heeft vermoeidheid op de oplettendheid van de bestuurder?
A
De oplettendheid neemt af
B
De oplettendheid neemt toe
C
Vermoeidheid heeft geen invloed op de oplettendheid
Slide 14 - Quizvraag
Als je goed uitgerust bent tijdens het rijden. Heeft dit dan invloed op je reactie afstand?
A
Ja
B
Nee
Slide 15 - Quizvraag
Joge beginnende bestuurders zijn vaker bij een ongeval betrokken. Wat is hiervoor de belangrijke reden?
A
Zij overschatten hun eigen rijvaardigheid
B
De oplettendheid neemt toe
C
Vermoeidheid heft geen invloed op de oplettendheid
Slide 16 - Quizvraag
wie loopt hier de kans om betrokken te raken bij een aanrijding?
A
Alleen bestuurders A
B
Alleen bestuurders B
C
Bestuurder A en B
Slide 17 - Quizvraag
In een file rijden we allemaal even hard. Hoe kun je de doorstroming bevorderen
A
Door op de linkerrijstrook te blijven rijden
B
Door op de rechterrijstrook te blijven rijden
C
Door op dezelfde rijstrook te blijven rijden
Slide 18 - Quizvraag
Wat geeft dit bord aan?
A
Spitsstrook open
B
Spitsstrook verlaten
C
Nadering gecombineerde invoegstrook en uitrijstrook
Slide 19 - Quizvraag
Geldt op de spitsstrook dezelfde maximumsnelheid als op de andere rijstroken?
A
Ja
B
Nee
Slide 20 - Quizvraag
Mag je na dit bord een doorgetrokken streep overschrijden?
A
Ja
B
Nee
Slide 21 - Quizvraag
Mag je op een spitsstrook inhalen ondanks de doorgetrokken lijn?
A
Ja
B
Nee
Slide 22 - Quizvraag
Moet je gebruik maken van de spitsstrook als deze geopend is?
A
Ja, je moet zoveel mogelijk rechts rijden
B
Nee, de spitsstrook is bestemd voor vrachtverkeer
C
Nee, het gebruik van de spitsstrook is niet verplicht
Slide 23 - Quizvraag
Mag je de vrachtauto hier inhalen?
A
Ja
B
Nee
Slide 24 - Quizvraag
Wanneer mag een verdrijvingsvlak worden gebruikt?
A
Als je wilt voorsorteren
B
Als je de spittsstrook volgt
C
Om een inhaalmanoeuvre af te maken
Slide 25 - Quizvraag
Wat betekent dit bord?
A
Je nadert een splitsing
B
Je moet de spitsstrook verlaten
C
Je mag de spitsstrook blijven gebruiken
Slide 26 - Quizvraag
Welk bord geeft een splitsing aan?
A
Alleen bord A
B
Alleen bord B
C
Bord A en B
Slide 27 - Quizvraag
Je wilt rechtdoor. Moet je deze rijstrook blijven volgen?
A
Ja
B
Nee
Slide 28 - Quizvraag
Waar moet je hier rekening mee houden?
A
Als er een ambulance aankomt moet je uitwijken naar de vluchtstrook
B
Bestuurders in de file kunnen uitwijken op jouw rijstrook
C
De rijstrook waar je nu op bevindt is verderop afgesloten
Slide 29 - Quizvraag
Waar is het parkeren op een rijbaan van een voorrangsweg toegestaan?
A
Alleen binnen de bebouwde kom
B
Alleen buiten de bebouwde kom
C
Binnen en buiten de bebouwde kom
Slide 30 - Quizvraag
Kan de lading invloed hebben op de verlichting van de auto?
A
Ja
B
Nee
Slide 31 - Quizvraag
Je wilt linksaf. Wat doe je?
A
Doorrijden want je hebt voorrang
B
Stoppen en de vrachtauto voor laten gaan
Slide 32 - Quizvraag
De vrachtauto wilt vertrekken. Moet je de vrachtauto voor laten gaan?
A
Ja
B
Nee
Slide 33 - Quizvraag
Je rijdt een vrachtauto tegemoet. Wat doe je?
A
De vrachtauto wijkt uit voor je
B
Je wijkt uit voor de vrachtauto
C
Jullie wijken beide voor elkaar uit
Slide 34 - Quizvraag
Heeft een vrachtauto een grotere dode hoek dan een personenauto?
A
Ja
B
Nee
Slide 35 - Quizvraag
Moet je er rekening mee houden dat de remweg van de vrachtauto langer is dan bij een personenauto
A
ja
B
nee
Slide 36 - Quizvraag
Een auto wil de parkeerplaats bij een supermarkt verlaten en je wilt de parkeerplaats oprijden. Wat is de veiligste optie?
A
De auto voor laten gaan
B
Je gaat eerst
