werkwoord venir

werkwoord venir

Venir = komen
ik kom   Je viens
Jij komt.  tu viens
hij komt.  il vient
zij komt.  elle vient
wij komen.  on vient
wij komen.  nous venons
jullie komen.  vous venez
Zij komen.   ils/elles viennent

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

werkwoord venir

Venir = komen
ik kom   Je viens
Jij komt.  tu viens
hij komt.  il vient
zij komt.  elle vient
wij komen.  on vient
wij komen.  nous venons
jullie komen.  vous venez
Zij komen.   ils/elles viennent

Slide 1 - Tekstslide

ik kom

Slide 2 - Open vraag

jij komt

Slide 3 - Open vraag

zij komt

Slide 4 - Open vraag

wij komen

Slide 5 - Open vraag

u komt

Slide 6 - Open vraag

zij komen

Slide 7 - Open vraag

Ik kom uit Portugal.

Je ........ du Portugal
A
viens
B
vient
C
venons
D
venez

Slide 8 - Quizvraag

Mijn vader komt uit Marokko.

Mon père .......... du Maroc
A
viens
B
vient
C
venons
D
viennent

Slide 9 - Quizvraag

Zij komen uit Nederland.

Ils .......... des Pays-Bas.
A
viens
B
vient
C
venons
D
viennent

Slide 10 - Quizvraag

Wij komen uit Engeland.

Nous ............. d'Angleterre
A
viens
B
vient
C
venons
D
viennent

Slide 11 - Quizvraag