Herhaling Gerundio

¿Qué vamos a hacer hoy?
herhalen presente 
herhalen presente perfecto
Uitleg gerundio
oefenen met gerundio
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

¿Qué vamos a hacer hoy?
herhalen presente 
herhalen presente perfecto
Uitleg gerundio
oefenen met gerundio

Slide 1 - Tekstslide

Mi hermano y yo (levantarse) ___________________ siempre a las ocho de la mañana.

Slide 2 - Open vraag

Te (dar, yo) _________________________ la dirección de la fiesta.


Slide 3 - Open vraag

Ahora (ofrecer, yo) _________________ un helado a esta chica.

Slide 4 - Open vraag

El loro (repetir) ____________________ todo lo que dices.


Slide 5 - Open vraag

Los tenistas españoles ( jugar) _________________ el torneo de Wimbledon.

Slide 6 - Open vraag

(yo, tener) _________________ muchas ganas de ir al cine esta noche.


Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Link

Wat ga je leren?



- Je leert hoe je in het Spaans moet zeggen wat iemand aan het doen is. 


Slide 9 - Tekstslide

¿Qué estás haciendo? betekent ...
A
Wat doe je?
B
Wat ben je aan het doen?
C
Wat maak je?
D
Wat ben je aan het maken?

Slide 10 - Quizvraag



In het Nederlands gebruik je aan het + infinitief
(ik ben aan het schrijven)


In het Spaans gebruik je een vorm van estar+ 
de stam + ando/iendo
(estoy  escribiendo)

Slide 11 - Tekstslide

de vervoeging van estar
yo estoy
tú estás
él/ella/usted está

nosotros estamos
vosotros estáis
ellos/ellas están

Slide 12 - Tekstslide

¿Qué está haciendo el niño? (llorar=huilen)
A
El niño está lloriendo
B
El niño está lloriando
C
El niño está llorando
D
El niño está llorar

Slide 13 - Quizvraag

llorar
De stam is    ( llorar - ar = ) llor
Werkwoorden op -ar krijgen de uitgang - ando
Dus: llor + ando = llorando

Slide 14 - Tekstslide

¿Qué está haciendo?
(comer)
A
está comando
B
está comendo
C
está comindo
D
está comiendo

Slide 15 - Quizvraag

comer
De stam is (comer - er ) com
Werkwoorden op - er krijgen de uitgang -iendo
Dus com + iendo = comiendo

Slide 16 - Tekstslide

¿Qué está haciendo esta niña? (escribir = schrijven)
A
Está escribiando.
B
Está escribando.
C
Está ecribendo
D
Está escribiendo.

Slide 17 - Quizvraag

escribir
De stam is (escribir - ir) escrib
Werkwoorden op -ir krijgen de uitgang -iendo
Dus escrib + iendo = escribiendo

Slide 18 - Tekstslide

De klinkerwisseling van -e naar -i komt ook voor in de gerundio:


medir > midiendo
pedir > pidiendo
decir > diciendo

Slide 19 - Tekstslide

Maak nu de volgende oefening.
Gebruik steeds de gerundio en denk aan de juiste vervoeging van estar!

Slide 20 - Tekstslide

1. ¿Qué haces? Yo (pedir) la comida desde una app.

Slide 21 - Open vraag

3. ¡Madre mía! Esta hamburguesa vegetariana que (comer, yo) está buenísima.

Slide 22 - Open vraag

4. ¿Todavía (vestirse, tú)?

Slide 23 - Open vraag

6. Ellos (decir) muchas mentiras en el debate.

Slide 24 - Open vraag

wat heb je geleerd?

Slide 25 - Tekstslide

¿Listos?
maken oef. J  van oefenmateriaal
Volgende les:
Bestuderen Indefinido én Imperfecto

Slide 26 - Tekstslide