5.3 + 8.3

5.3 + 8.3
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

5.3 + 8.3

Slide 1 - Tekstslide

Programma
-Formatieve check
10 min
-Oefeningen nakijken
10 min
-Verhoudingen
20 min
-Overmaat
10 min
-Oefenen
30 min

Slide 2 - Tekstslide

Formatieve check
Klik op de link om naar een nieuwe les te gaan, hierbij kan je zelf feedback geven op je leerdoelen:
Checks voor 5.3 + 8.3

De laatste slide sla je voor nu over, deze is voor het einde van de les!

Slide 3 - Tekstslide

Oefeningen nakijken
Ik loop langs om te controleren of je je spullen bij je hebt en of de oefeningen gemaakt zijn.

De antwoorden staan in het eerste tabblad van de Studiewijzer in Magister.
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kunt met de wet van massabehoud uitleggen dat stoffen in vaste verhoudingen met elkaar reageren.
  • Je kunt berekeningen uitvoeren aan de hand van massaverhoudingen.
  • Je kunt de massaverhouding bij een chemische reactie bepalen op basis van de moleculaire massa’s van de betrokken stoffen.
  • Je kunt bepalen hoe groot de overmaat bij een chemische reactie is.

Slide 5 - Tekstslide

De wet van behoud van massa
De wet van behoud van massa.
Oftewel: de massa voor een chemische reactie is hetzelfde als de massa na een chemische reactie.

Voorbeeld:
Bij de ontleding van 25 g water, ontstaat 10 gram waterstof en 15 gram zuurstof.
2 H₂O → 2 H₂ + O₂
25 g = 10 g + 15 g


Slide 6 - Tekstslide

Bij de ontleding van 20 g zilverchloride ontstaat 15 g zilver en 6 g chloor. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Bij de ontleding van 22,0 gram water ontstaat 9,4 gram waterstof.
Bereken de massa van de zuurstof die ontstaat.
A
31,4 g
B
15,7 g
C
12,6 g
D
206,8 g

Slide 8 - Quizvraag

Massaverhoudingen
Massaverhouding = verhouding tussen de massa’s van 2 stoffen.

Als je 2 gram water ontleedt en er ontstaat 1 g zuurstof, is de massaverhouding:
2:1
Bij elke 2 gram water, ontstaat er 1 gram zuurstof.

Hoeveel gram zuurstof ontstaat er als je 50 gram water ontleed?


Ik weet het!
Geen idee!

Slide 9 - Tekstslide

4 Fe + 3 O₂ → 2 Fe₂O₃
7 : 3 : 10

Als we 7 gram ijzer hebben, dan hebben we 3 gram zuurstof en 10 gram ijzeroxide.

Hoeveel gram ijzeroxide ontstaat er als je 40 gram ijzer hebt? en hoeveel gram zuurstof?

Slide 10 - Open vraag

Massaverhoudingen
Hoe ga je te werk als de getallen niet mooi uitkomen?

Bijvoorbeeld: Bij de ontleding van 60 g natriumchloride, ontstaat natrium en chloor.
Natriumchloride en natrium hebben de verhouding 39:14.

Bereken hoeveel natrium er ontstaat.

Slide 11 - Tekstslide

Beste methode
Verhoudingstabel werkt altijd bij scheikunde!

Bij de ontleding van 60 g natriumchloride, ontstaat natrium en chloor.
Natriumchloride en natrium hebben de verhouding 39:14.

Bereken hoeveel natrium er ontstaat.

Slide 12 - Tekstslide

Natrium en chloor reageren met elkaar in de massaverhouding 1,0 : 1,5. Bij deze reactie ontstaat natriumchloride. Hoeveel gram natriumchloride kan er ontstaat als 25 g chloor volledig met natrium reageert?

Slide 13 - Open vraag

Magnesiumoxide en zoutzuur reageren met elkaar in de massaverhouding 58,3 : 73,0.
Bereken hoeveel gram magnesiumoxide maximaal kan reageren met 100 g zoutzuur.

Slide 14 - Open vraag

Zelf een massaverhouding maken
Met behulp van de molecuulmassa's van stoffen, kan je zelf verhoudingen maken.
  • Stap 1: Noteer de reactievergelijking.
  • Stap 2: Bepaal de molecuulmassa.
  • Stap 3: Vermenigvuldig de molecuulmassa met de coëfficiënt. Als tussenstap noteer je de coëfficiënt, ook als die 1 is.


Voorbeeld:
C + O2 --> CO2

Slide 15 - Tekstslide

Text
Voorbeeld:
C + O2 --> CO2
C = 12,0 u
O = 16,o u

   C   +  O2 --> CO2
12,0 : 32,0  :   44,0

Slide 16 - Tekstslide

C + O2 --> CO2
12,0 : 32,0 : 44,0

Bepaal hoeveel koolstofdioxide ontstaat wanneer je 3 kg koolstof hebt.

Slide 17 - Open vraag

Overmaat
Wat is overmaat?
Stel je hebt 5 g waterstof (H₂) en 9 g zuurstof (O₂), je gaat hiermee waterstofperoxide (H₂O₂) maken.

H₂ + O₂ → H₂O₂

De verhouding waterstof en zuurstof is 1:1.

Hoeveel gram waterstofperoxide kan je maken?


Ik weet het!
Geen idee!

Slide 18 - Tekstslide

Overmaat
Je kan maar 10 gram waterstofperoxide maken.

Als je alle 9 gram zuurstof wilt gebruiken, heb je ook 9 gram waterstof nodig, maar dit heb je niet.

Je gebruikt dus 5 g waterstof en 5 g zuurstof.

Hierbij hou je 4 g zuurstof over, dit noem je de overmaat.

Slide 19 - Tekstslide

Stel je hebt 22 g zoutzuur en 56 g natronloog.
Ze reageren met elkaar in de verhouding 3:5

Welke stof is in overmaat, en hoeveel gram blijft daar dan van over?

Slide 20 - Open vraag

Oefeningen
Ga aan de slag met de volgende oefeningen:

Hoofdstuk 5 Paragraaf 3:
4, 5, 6, 9

Hoofdstuk 8 Paragraaf 3:
3, 4, 5, 7, 9

Slide 21 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je?
Klik op de link, deze opent weer de check. Vul nu de laatste slide in:

Slide 22 - Tekstslide