2HV Blok 3 Lezen Opdracht 11

Lezen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen

Slide 1 - Tekstslide

Les / doel
We gaan een stuk theorie herhalen en samen opdracht 11 behandelen.
Doel: aan het eind kun je zins- en alineaverbanden met een opsomming, tegenstelling en voorbeeld benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Bij het zins- en alineaverband
uitspraak-opsomming
horen de volgende signaalwoorden.
A
niet alleen ... maar ook
B
daar staat tegenover
C
bijvoorbeeld
D
daarentegen

Slide 3 - Quizvraag

Bij het zins- en alineaverband
uitspraak-voorbeeld
horen de volgende signaalwoorden.
A
ten eerste
B
daar staat tegenover
C
bijvoorbeeld
D
daarentegen

Slide 4 - Quizvraag

Bij het zins- en alineaverband
uitspraak-tegenstelling
horen de volgende signaalwoorden.
A
niet alleen ... maar ook
B
bovendien
C
bijvoorbeeld
D
daarentegen

Slide 5 - Quizvraag

Tekst 10 lezen
Botsbestendige vleugels
Pagina 147

Slide 6 - Tekstslide

Om welk(e) reden is een zelfhelende vliegtuigvleugel belangrijk?

Slide 7 - Open vraag

Wat is volgens de tekst het baanbrekende aan de uitvinding?

Slide 8 - Open vraag

Lees de zin ‘De vloeistof … minder prettig.’ (regel 7 - 10).
De vloeistof is alleen zichtbaar in uv-licht. Welke voordelen heeft dit?
A
Dan kun je de scheuren op de vleugels niet meer vinden.
B
De monteurs kunnen de scheurtjes makkelijk terugvinden,
C
De passagiers kunnen deze niet zien.
D
De passagiers hebben geen uv-lamp.

Slide 9 - Quizvraag

Zijn deze voordelen tegengesteld aan elkaar en waarom?

Slide 10 - Open vraag

Maar (r. 8) is een signaalwoord voor:
A
uitspraak - opsomming
B
uitspraak - tegenstelling
C
uitspraak - voorbeeld

Slide 11 - Quizvraag

Geeft 'Ook' (r. 11) een opsomming aan?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

In de laatste alinea staat een ander signaalwoord voor het verband uitspraak-opsomming. Welke?

Slide 13 - Open vraag

Wat zijn de twee delen van de opsomming?

Slide 14 - Open vraag

‘het zou kunnen worden toegepast op telefoonschermen.’ (regel 11 - 12). In deze zin is 'het' niet het goede verwijswoord. Leg uit waarom dat niet zo is.

Slide 15 - Open vraag

Wat vind je nog moeilijk?

Slide 16 - Open vraag