Iets vertellen in de verleden tijd

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

le programme
- kort de passé composé en imparfait herhalen (grammatica)
- passé composé toepassen (spreekvaardigheid)



Doel: je kunt iets vertellen over wat je in de verleden tijd hebt gedaan (gisteren, afgelopen weekend, afgelopen zomer) met wie en hoe het was!

Slide 2 - Tekstslide

iets vertellen in de verleden tijd
- gebruik maken van de passé composé
- gebruik maken van de imparfait met ww être

Slide 3 - Tekstslide

elle (chanter = zingen, passé composé)

passé composé
A
as chanté
B
chantait
C
a chanté
D
a chantée

Slide 4 - Quizvraag

vous (finir = afmaken, passé composé)

passé composé
A
finissez
B
avez finir
C
finiez
D
avez fini

Slide 5 - Quizvraag

tu (répondre = antwoorden, passé composé)

passé composé
A
as répondre
B
as répondu
C
as répondru
D
as répondré

Slide 6 - Quizvraag

Passé Composé: wij hebben gedaan
A
nous avons fais
B
nous avons faire
C
nous avons fait
D
nous avons fairé

Slide 7 - Quizvraag

Passé composé: ik ben geweest

Slide 8 - Open vraag

Passé Composé: zij is gebleven
A
elle a resté
B
elle est resté
C
elle est restée
D
elles sont restées

Slide 9 - Quizvraag

Passé Composé: zij zijn naar beneden gegaan
A
ils sont descendrus
B
ils sont descendus
C
ils sont descendu
D
ils ont descendus

Slide 10 - Quizvraag

Imparfait: avoir (on)
A
on avait
B
on avions
C
on a eu
D
on avais

Slide 11 - Quizvraag

Imparfait: choisir (elles)
A
elles choisiaient
B
elles choisissaient
C
elles ont choisi
D
elles choissisaient

Slide 12 - Quizvraag

Imparfait: aimer (j')
A
j'aimerais
B
j'aimait
C
j'aimai
D
j'aimais

Slide 13 - Quizvraag

Imparfait: entendre (vous)
A
vous entendiez
B
vous entendriez
C
vous entendraiez
D
vous entendions

Slide 14 - Quizvraag

Hoe zeg in het Frans: het was grappig?

Slide 15 - Woordweb

On parle français!
  • Qu'est-ce que tu as fait pendant les vacances?  
  • J'ai + vd of je suis + vd (2 activiteiten noemen, gebruik de p.c
  • Avec qui?
  • Avec.....(vrienden? familie? etc..)
  • C'était comment?
  • ...........(gebruik hier de imparfait van het ww être)
timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide

Au travail!
- Oefenen met de woordjes 1-2-4 
- Oefenen met de passe composé en imparfait via verbuga.eu
- Huiswerk maken voor Frans?


Slide 17 - Tekstslide

La prochaine fois
- oefenen met leesvaardigheid!
- oefenen met de futur!




Slide 18 - Tekstslide