Skelet

Skelet
Quiz vragen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgendeMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Skelet
Quiz vragen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

- Functie van het skelet
- Opbouw van het skelet (botten en schedel)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Welke 4 functies heeft het skelet?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Functies skelet
  • Stevigheid
  • Vorm
  • Beweging
  • Bescherming
  • Opslag mineralen, calcium
  • Vorming rode bloedcellen (in het rode beenmerg)



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel verschillende botten heb je in je lichaam.
A
101
B
206
C
1000
D
2006

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Welke weke delen worden door het skelet beschermd?
A
Biedt geen bescherming
B
Hersenen, longen en hart
C
Blaas en baarmoeder
D
Beschermen van de organen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3. Waarmee zitten de spieren vaak aan de botten vast?
A
Vet
B
Pezen
C
Gewrichten
D
Alle drie de antwoorden zijn onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5. Waar vinden we het gele- en rode beenmerg ?
A
In de holten van botten
B
Buitenste deel van onze botten
C
In de bloedvaten
D
Alle drie de antwoorden zijn onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Aan de binnenkant van je botten zit sponsachtig botweefsel. Wanneer je hiernaar kijkt, lijkt het een beetje op een spons, omdat je allemaal gaten ziet zitten. Je sponsachtige botweefsel bestaat uit balkjes bot die aan elkaar vastzitten. We noemen deze balkjes trabekels. In de gaten hier tussenin zit beenmerg.
rood beenmerg. Hierin worden de cellen van je bloed gemaakt. Hoe ouder je wordt, hoe minder je van dit rode beenmerg terugvindt in je botten. Het zit dan nog maar in een aantal botten, zoals je ribben en je heupbotten. De rest van je rode beenmerg verandert in geel beenmerg;
geel beenmerg. Dit is de plek waar je botten vet opslaan.

In een groot deel van je botten zit namelijk een holte in het midden. Deze holte zit vol met een weefsel dat we beenmerg noemen. Het zorgt voor de aanmaak van verschillende soorten bloedcellen. Hierbij moet je denken aan je:  

- rode bloedcellen. Vanuit je beenmerg komen deze cellen in je bloed. Daar hebben ze als belangrijkste functie het vervoeren van zuurstof naar je organen.

- witte bloedcellen. Deze bloedcellen spelen een grote rol in het afweersysteem. Ze voorkomen dat bacteriën en virussen je ziek maken.
4. Hoe onderscheiden we de beenderen naar hun vorm (geef voorbeelden)?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beenmerg
Rood beenmerg
Geel beenmerg

In holten van botten

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw bot

Slide 12 - Tekstslide

Aan de buitenkant van je botten vind je het botvlies. Hierin zitten kleine gaatjes, waar bloedvaten en zenuwen doorheen gaan.

Wanneer je bloedvaten voorbij je botvlies zijn, komen ze terecht in je harde botweefsel.  

Uiteindelijk gaan je bloedvaten door je sponsachtige botweefsel.
Botvlies (van buiten naar binnen)
  • Het is de buitenste laag
  • beschermlaag + aanhechtingsplaats voor pezen 
  • bevat kleine openingen voor bloedvaten en zenuwen
  • de binnenste laag van het botvlies bevat botvormende cellen (remodellering). 

Slide 13 - Tekstslide

Het botvlies is een vlies dat om de buitenzijde van het bot zit. het bevat zenuwen, bloedvaten en lymfevaten. de zenuwen in het botvlies zorgen voor gevoel in het bot. (trap scheenbeen)

Botcellen: worden je leven lang afgebroken en weer opnieuw opgebouwd (remodellering)

functies remodellering:
1. vernieuwen van het botweefsel
2. zorgen voor extra stevigheid van het bot
3. herstellen van botbreuken
Hard botweefsel
  • ligt onder het botvlies 
  •  bestaat uit 2 lagen: compact & sponsachtig bot
  • compact (buitenste laag) is hard 
  • sponsachtig (binnenste laag) met holtes --> geeft stevigheid + ruimte voor beenmerg
  • Botweefsel bestaat uit: kalkzouten (calcium) + collagene vezels (elastische vezels). 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


7. Hoe groeit een bot in de lengte en hoe in de dikte?

Slide 15 - Open vraag

De pijpbeenderen bevatten groeischijven aan beide uiteinden. Een groeischijf is opgebouwd uit kraakbeencellen. IGF-I en groeihormoon zorgen er samen voor dat de kraakbeencellen zich constant vermenigvuldigen, waardoor het pijpbeen niet alleen in de breedte, maar ook in de lengte kan groeien.
8. Op welke wijzen kunnen 2 beenderen met elkaar verbonden zijn?
A
Vezels
B
Naad
C
Kraakbeen
D
Gewrichten

Slide 16 - Quizvraag

naad , te vinden in de schedel. De eerste 2 levensjaren verbonden met bindweefsel, later verbening en geen beweging meer mogelijk
    vezels, botstukken zijn verbonden met stevige vezels
    (bindweefsel) daardoor wat elasticiteit, geen echte beweging,
    v.b. spaakbeen en ellepijp in arm
    kraakbeen, verbonden door
    kraakbeenstukken, enigszins beweging , v.b. ribben en
    borstbeen, tussen schaambeenderen
    gewrichten, allerlei vormen en ook de beweeglijkheid is afhankelijk
    van de plaats en functie, b.v. knie, schouder

9. Wat is een gewricht?
A
Een scharnier
B
Bindweefsel
C
Kraakbeen
D
Ik heb geen idee

Slide 17 - Quizvraag

De botten in je lichaam zijn met elkaar verbonden door gewrichten. Een gewricht is het 'scharnier' tussen twee botten. In je lichaam zitten veel verschillende gewrichten. Sommige van deze gewrichten zijn belangrijk omdat ze zorgen dat je kan bewegen.
Welke 5 soorten gewrichten zijn er?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

11. Schrijf 3 soorten kraakbeen op en geef bij elke soort een voorbeeld.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het schedel?
A
Beenderen in het hoofd.
B
Beenderen in de hals.
C
Beenderen in de voet.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De schedel bestaat uit twee delen: de hersenschedel en de aangezichtsschedel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

 Een ander woord voor je schedel is cranium. We verdelen dit in twee delen:
je aangezichtsschedel. Dit is de voorkant van je schedel. Deze botten vormen je gezicht.
je hersenschedel. Dit is de kant van de schedel waar je hoofdharen groeien. Zoals het woord al zegt, bedekken deze botten voor een deel je hersenen.
Wat is het grootste botstuk van het aangezichtsschedel?
A
Slaapbeen
B
Onderkaak
C
Jukbeen
D
Bovenkaak

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1. Welke beenstukken behoren tot de aangezichtsschedel?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van de schedel?
A
Beschermt je hersen
B
Beschermt gehoor-, reuk-, gezichtszintuigen
C
Beter kunnen bewegen van je hoofd/nek
D
Regelt je temperatuur

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat vinden we in het rotsbeen?
A
Gehoor
B
Evenwichtsorganen
C
Kraakbeen
D
Spieren

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke beenstukken behoren tot de schedelbasis?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heten de onvergroeide naden in de schedel van een baby?
A
fonteinen
B
babynellen
C
fontanellen
D
fontijnnellen

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

fontanellen hebben als functie het ........... van de schedel van een baby.
A
verstevigen
B
flexibeler maken
C
beschermen
D
vormgeven

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het schedel van baby's nog niet aan elkaar gegroeid?
A
Zodat een baby makkelijk langs het geboortekanaal kan
B
Omdat baby's veel liggen en een plat hoofd kunnen krijgen
C
Hierdoor kunnen de hersenen nog groeien
D
Hiervoor moet een baby eerst vast voedsel eten

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit hoeveel elementen is het gebit van een kind en dat van een
volwassene samengesteld?

A
20 & 32
B
26 & 32
C
16 & 32
D
20 & 30

Slide 30 - Quizvraag

Bij de mens zijn dat er 32 in het blijvende gebit en 20 in het melkgebit. 
Het gebit bestaat uit verschillende gebitselementen,
we noemen die...
A
Melktanden en blijvende tanden
B
Voortanden en kiezen
C
Kiezen, snijtanden en voortanden
D
Hoektanden, snijtanden en kiezen

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende Les
Spierstelsel (vrijdag 14-10)

Expert mbo leren
Module 4: De spieren

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies